Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Evans P.R. (1966) An approach to the analysis of visible migration and a comparison with radar observations. ARDEA 54 (1-2): 14-44
Dit artikel verschaft een wiskundige formule, waarmee een verband wordt gelegd tussen de omvang van zichtbare trek, gezien door een waarnemer vanaf een 'stuwlijn', zoals de kust, en de dichtheid bij het vertrek van de trekkende vogels (vertrekdichtheid), waarnemingstijd, en de windgesteldheid. Theoretisch gezien omvatten de trekbewegingen langs een kustlijn overdag zowel vogels die uit het binnenland zijn vertrekken (en gedurende de ochtend de kust hebben bereikt), als ook vogels die reeds in voorafgaande dagen langs de kust werden geconcentreerd. Bet totale, aangroeiende aantal vogels dat een waarnemingspost langs de kust bereikt en daar passeert, en dat afkomstig is van in het binnenland gelegen vertrekgebieden met gelijke aantallen vertrekkende vogels, zou evenredig moeten zijn aan het kwadraat van de tijd verlopen nadat de vogels met trekken zijn begonnen. Dit wordt bevestigd door veldwaarnemingen van Veldleeuweriken in Noord-Northumberland. De formule geeft een verklaring voor het ontstaan van een top in de trekperiode overdag en verklaart ook het feit dat deze 'spitsuren' verschillend zijn voor verschillende soorten en op verschillende dagen. Verschillen in vliegsnelheid bij verschillende soorten leiden, bij een gelijke vertrekdichtheid, tot verschillende trekdichtheden (geteld per tijdseenheid). Er wordt een methode aangegeven om aan de hand van tellingen van trekbewegingen langs de kust het gemiddelde aantal vogels te berekenen dat elke morgen per vierkante mijl uit het binnenland vertrekt. Daarbij worden correcties op de kusttellingen gemaakt, allereerst voor het waarnemingsuur, en vervolgens voor het effect van de wind, aannemende (1) dat de vogels door de wind worden afgedreven en (2) dat de vogels boven land het afdrijven compenseren. Bij een gegeven vertrekdichtheid kan het aantal aan de kust waargenomen trekkende vogels door verandering van de windgesteldheid varidren met een factor tien of meer. Bij een gegeven treksterkte (bijv. 'sterk', 'middelmatig') waren de vertrekdichtheden van trekkende Veldleeuweriken van een gelijke grootteorde als de dichtheden van door radar opgevangen echo's. In najaars met overheersende westelijke winden kan een groot gedeelte van de Veldleeuweriken die het noorden van Groot-Brittannid binnentrekken, wel door een waarnemer vanaf de grand, doch niet door radar worden vastgesteld. Waarnemingen van zichtbare trek zijn van de grootste betekenis wanneer zij beginnen op of v66r het tijdstip dat de trekkers 's morgens vertrekken. Vertrek-dichtheden kunnen niet geschat worden aan de hand van tellingen die meer dan twee uur na het trekbegin zijn begonnen. Terloopse tellingen zijn, zelfs wanneer zij op verschillende dagen op hetzelfde uur zijn uitgevoerd, onderling niet vergelijkbaar. Zij zijn voor de studie van de invloed van het weer op het trekverloop van zeer geringe betekenis.


[close window] [previous abstract] [next abstract]