Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Widmer M. & Biebach H. (2001) Changes in body condition from spring migration to reproduction in the Garden Warbler Sylvia borin: A comparison of a lowland and a mountain population. ARDEA 89 (1): 57-68
Veel langeafstandstrekkers arriveren in de broedgebieden met een mime vetreserve. Er zijn twee verklaringen voor dit fenomeen. Allereerst is een voldoende vetreserve belangrijk om onmiddellijk na aankomst tot broeden over te kunnen gaan. Ben tweede reden is dat een zekere vetreserve noodzakelijk is om eventuele dagen met ongunstige voedselomstandigheden (bijvoorbeeld een 'laat voorjaar') de baas te kunnen. In het hier beschreven onderzoek wordt de lichaamsconditie (vetreserve, borstspiervolume en totale massa) en de broedconditie (zwelling van de cloaca) van zojuist aangekomen Tuinfluiters Sylvia borin in het voorjaar in twee verschillende populaties beschreven. De twee populaties, in een laagland gebied (200m boven zeeniveau) en in een berggebied (1500m boven zeeniveau), leven onder klimatologisch sterk verschillende omstandigheden. Pas aangekomen Tuinfluiters (bijna allemaal mannetjes) in het laagland hebben een iets minder grote vetreserve dan de in de bergen arriverende vogels. In het laagland keren mannetjes met een geringere hoeveelheid vet terug dan wijfjes, terwijl er in de bergen tussen beide seksen geen verschil kon worden gevonden. De vrouwtjes in het laagland, waar nestbouw en eiproductie vrijwel onmiddellijk na aankomst beginnen, worden de vetreserves kennelijk vooral voor het nestelen aan• gewend. Voor de Tuinfluiters in berggebieden geldt waarschijnlijk dat vooral de eerste dagen van overleving van betekenis zijn. Omdat er sterk verschillende fysiologische processen van belang zijn bij langeafstandstrek en reproductie, ondergaan de vogels onmiddellijk na aankomst enkele opmerkelijke veranderingen. Vogels die onmiddellijk na aankomst gevangen konden worden, en konden worden teruggevangen op het moment dat de broedtijd daadwerkelijk was begonnen, bleken dan niet alleen een veel kleinere vetreserve te hebben, maar ook een sterk in omvang geslonken borstspier. Tegelijkertijd bleken de cloaca's van mannetjes enorm gezwollen te zijn, terwijl bet lichaamsgewicht van de wijfjes verder was toegenomen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]