Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Telleria J.L., Perez-Tris J., Ramirez A., Fernandez-Juricic E. & Carbonell R. (2001) Distribution of Robins Erithacus rubecula in wintering grounds: Effects of conspecific density, migratory status and age. ARDEA 89 (2): 363-373
Vanuit het oogpunt van de vogel zijn er grote verschillen tussen de biotopen waar de winter kan worden doorgebracht en overleefd moet worden. Het is daarom interessant om te zien hoe de verspreiding van de vogels over biotopen verandert naarmate het aantal concurrenten toeneemt. Daarnaast is het interessant om te zien welke dieren uiteindelijk erin slagen zich te vestigen in de beste biotopen. Dit onderzoek gaat over Roodborstjes Erithacus rubecula die overwinteren in een bosachtig gebied in Zuid-Spanje nabij de straat van Gibraltar. Ben klein aantal broedvogels wordt er elke winter aangevuld met een groot aantal migranten uit noordelijker streken - een enorme verandering van de populatiegrootte. Op basis van de literatuur over overwinterende Roodborsten concluderen de auteurs dat bescherming tegen predatie. en niet zozeer voedselaanbod de belangrijkste factor is die de kwaliteit van het winterbiotoop bepaalt. Op basis hiervan verdelen ze hun 21 studiegebieden (Appendix) in gebieden van hoge kwaliteit en lage kwaliteit. Goed ontwikkelde bossen van Kurkeiken Quercus suber en Afrikaanse eiken Q. canariensis worden geclassificeerd als biotopen van hoge kwaliteit. De graslanden en gebieden met lage bosjes in het laagland worden geclassificeerd als biotopen van lage kwaliteit. Roodborsten broeden alleen in de biotopen van hoge kwaliteit. Het aantal Roodborsten neemt jaarlijks toe in de periode sep-nov (na de zomerdroogte) en neemt daarna weer af. Het aantal gebieden dat bezet is door Roodborsten, neemt eerst snel toe met het aantal Roodborsten, maar de curve vertoont een duidelijke afvlakking. Het lijkt erop dat eerst de beste gebieden maximaal worden bezet voordat de Roodborsten zich vestigen in de minder goede gebieden. De aantalsafname in de tweede helft van de winter is het sterkst in de best bezette gebieden, zodat in die periode de Roodborsten steeds uniformer over het hele gebied verdeeld raken. De uit noordelijker gebieden afkomstige migrerende Roodborsten hebben langere en spitsere vleugels dan de lokale (Spaanse) dieren, omdat ze daarmee beter in staat zijn de trektochten te maken. Aan de hand van mistnetvangsten kan dus de samenstelling van de Roodborstpopulatie worden vastgesteld. In de biotopen van slechte kwaliteit komen vooral migrerende Roodborsten voor en ook het aandeel juveniele dieren is er groter. De suggestie uit onderzoek aan noordelijk broedende populaties waar een deel van de vogels 's winters wegtrekt, is dat de vertrekkende dieren kiezen uit de minste van twee kwaden. Aangekomen in het zuiden trekken ze ook daar waarschijnlijk aan het kortste einde.


[close window] [previous abstract] [next abstract]