Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Mees G.F. (1965) Revision of Nectarinia sericea (Lesson). ARDEA 53 (1-2): 38-56
De honingzuiger Nectarinia sericea is, in 22 merendeels goed onderscheidbare rassen, verspreid van Celebes tot de Bismarckarchipel (Fig. 1). In dit artikel worden de kenmerken van de verschillende rassen in het kort beschreven. Geografische variatie bestaat voornamelijk in afmetingen en in kleuren van het manlijke adulte kleed. Dit kleed (Fig. 2) is grotendeels zwart, met glanzend groene tot bronsgroene of goudkleurige kroon, glanzend groene, blauwe, of grijsblauwe schouders, stuit, en buitenranden van de staartpennen, en een glanzende keelplaat die bij de verschillende rassen roze, roze met blauwe rand, paars, blauw, groen, of bronskleurig kan zijn. De kleurpartij op de vleugels is bij de meeste rassen vrij uitgestrekt, bij andere meer beperkt, zoals aangegeven op de afbeelding. Een ras heeft bovendien een glanzend blauwe borst, en een ras, grayi van Noord-Celebes, heeft een dofrode borst en rug, hetgeen wijst op verwantschap met de Filippijnse 800rt Nectarinia sperata, die eveneens een dofrode rug heeft, terwijl de borst helder steenrood is. Bet is opvallend, doch overeenstemmend met hetgeen op theoretische gronden te verwachten valt, dat geen geografische variatie optreedt over het gehele vasteland van Nieuw-Guinea, terwijl de het meest afwijkende vormen juist tot de kleinste eilanden beperkt zijn. Dit laatste geldt eveneens voor de afmetingen: de grootste rassen komen voor op de kleinste eilandjes. Daar dit verschijnsel ook bekend is van andere tot de Nectariniidae behorende soorten, kan het haast een regel worden genoemd.


[close window] [previous abstract] [next abstract]