Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Opdam P. (1975) Inter- and intraspecific differentation with respect to feeding ecology in two sympatric species of the genus Accipiter. ARDEA 63 (1-2): 30-54
Havik Accipiter gentilis en Sperwer Accipiter nisus zijn twee nauw verwante soorten roofvogels, die op een zelfde wijze hun voedsel in dezelfde habitats bemachtigen. Daar zowel tussen de soorten als tussen de seksen aanzienlijke verschillen in grootte bestaan (Tabel 1), kan men zich afvragen of deze vier groepen van het Accipiter-type hun gemeenschappelijke voedselvoorraad zodanig onderling verdelen, dat de relatie tot elkaar optimaal gunstig is. In een gecultiveerd gebied, waarin de milieutypen bos, bouwland en weiland gelijkelijk zijn verdeeld, werden monsters genomen van het voedsel van Havik en Sperwer. Aantallen en soort van de prooi werden bepaald met behulp van de na consumptie resterende veren of haren. De wijze waarop een prooi behandeld werd bleek karakteristiek voor de soort predator. Scheiding van de gegevens naar sekse bleek mogelijk langs indirecte weg: Omdat de vrouwtjes tijdens een groot deel van de voortplantingstijd niet jagen verkrijgt men gegevens omtrent het voedsel van de mannetjes afzonderlijk en van beide seksen tezamen, welke men onder zekere voorwaarden kan extrapoleren. - In twee winters zonder vorst of sneeuw (1971/1972 en 1972/1973), tijdens welke het prooiaanbod slechts geringe fluctuaties liet zien, bleek het mogelijk voedselgegevens van mannelijke en vrouwelijke Sperwers te scheiden. Hiertoe werden prooiresten op vaste plukplaatsen verzameld. Het bewerken van de gegevens vereiste een veelvuldig gebruik van gemiddelde gewichten van prooidieren (bepaald aan de hand van opgaven in de literatuur), waarbij die van nog onvolgroeide vogels werden gesteld op 2/3 het adulte gewicht. Enkele fouten, die inherent zijn aan de beschreven werkwijze, hebben op de resultaten geen of een te verwaarlozen invloed. In het winterhalfjaar bleken mannelijke en vrouwelijke Sperwers een verschillende prooikeuze te maken. Beperkten de eerste zich vooral tot mezen, vinkachtigen en mussen die zij veelal in landbouwgebieden en bos bemachtigden, de wijfjes daarentegen richtten hun jachtactiviteit met name op mussen en vogels ter grootte van een lijster en hielden zich vooral op in weidestreken (Tabellen 2 en 10). Met betrekking tot de Havik werden ook verschillen in de voedselkeuze tussen de seksen aangetoond, maar de gegevens hiervoor konden alleen in maart worden verzameld (Tabel 2). Het verband tussen prooigewicht en predatorgrootte blijkt uit Tabel 3 en Figuur 1. Het traject, dat door elke Accipiter-groep uit de scala van prooidierengrootte wordt gekozen, is specifiek en scherp afgegrensd (Fig. 2). De op de situatie in de winter gebaseerde conclusies bleken tevens toepasbaar op de voortplantingstijd, met dien verstande dat de gemiddelde prooigewichten t.o.v. de winter zijn afgenomen en de differentiatie enigszins is vervaagd (Tabel 5 t/m 7, Fig. 3 en 5). Tevens werd voor een aantal Sperwermannetjes een positieve correlatie aangetoond tussen de lengte van de tweede handpen, genomen als maat voor het lichaamsgewicht, en het gemiddelde gewicht van de door hen geslagen prooien (Fig. 4). Dat de segregatie in voedselkeuze in het voortplantingsseizoen geringer is dan in de winter, wordt verklaard met een gewijzigd prooiaanbod. Afname van de mate van differentiatie bij een toename in het voedselaanbod wordt besproken. De omstandigheden in de relatief soortenarme ecosystemen van het onderzochte gebied zijn waarschijnlijk karakteristiek voor de gecultiveerde streken van West- en Midden-Europa. In gebieden met een lagere dan wel hogere diversiteit aan soorten zullen de mogelijkheden voor verschillen in voedselkeuze dienovereenkomstig varidren.


[close window] [previous abstract] [next abstract]