Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Piersma T. (1988) The annual moult cycle of Great Crested Grebes. ARDEA 76 (1): 82-95
Een groot aantal Futen, die per ongeluk waren verdronken in snoekbaarswant in het IJsselmeer in de periode augustus 1978-december 1985, vormden het materiaal voor een nauwkeurige beschrijving van de rui van Futen in de loop van het jaar. De lichaamsrui werd gescoord door de relatieve dichtheden van veerspoelen aan de binnenzijde van verse futenhuiden te schatten. De vleugels van vleugelruiende Futen werden geprepareerd en opgespannen en pas daarna werd de rui beschreven. 18 verschillende veervelden van lichaam en vleugels werden onderscheiden. Mannelijke en vrouwelijke Futen vertonen geen verschillen in de aanvang en intensiteit van de lichaamsrui, noch in de vleugelrui. De rui van jonge Futen is in hun eerste herfst wat minder intensief en wat anders in de tijd geplaatst dan die van de oude vogels. Van januari tot maart zijn er geen verschillen meer in de rui van jonge en oude dieren. De lichaamsrui vindt voornamelijk plaats na de broedtijd, in augustus-oktober, bij adulte vogels gelijktijdig met de vleugelrui. De meeste veervelden vertonen geen rui in midwinter. Alleen de flanken zijn altijd in actieve rui. Een serie foto's van adulte vogels wees uit dat Futen tijdens de vleugelrui een aparte, en nog niet eerder beschreven, hoofdtooi dragen. Dit 'herfstkleed' lijkt veel op het zomerkleed, maar wordt gevormd door een aparte generatie veren: zo zijn zowel de bakkebaarden als de kuif veel korter dan bij het 'echte' zomerkleed. Vanaf begin augustus tot half oktober ruien de vleugels. Alle vleugelveren worden dan bijna gelijktijdig afgeworpen en vernieuwd, waardoor de Futen een tijdje niet kunnen vliegen. Berekeningen wezen uit dat de vleugelrui ongeveer 17 dagen in beslag neemt. Dat is veel korter dan tot nu toe werd aangenomen. Er bestaat een grote individuele variatie in de timing van de vleugelrui, maar er zijn geen verschillen tussen de geslachten. Wel bestaat er een klein maar opmerkelijk verschil in de timing van de rui van de vleugeldekveren: de onderdekveren beginnen later met de rui dan de bovendekveren. In de discussie worden functionele verklaringen voor de beschreven ruipatronen gezocht. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de flankveren het gehele jaar door ruien omdat juist zij worden gegeten als ze bij de rui vrijkomen: veren zijn waarschijnlijk belangrijk voor de spijsvertering. De intensiteit van de rui van borst en buik is, meer dan die van de andere veervelden, recht evenredig met de gemeten maandelijkse temperaturen van het IJsselmeerwater. Dit zou met de isolatiefunctie van deze veervelden te maken kunnen hebben. De dagelijkse veerproduktie varieert met een factor 8,5 van 0,85 g/ dag tijdens de slagpenrui tot 0, 1 g/ dag in de winter. De maximale waarde is vergelijkbaar met die van twee andere soorten, de gewichtsverschillen tussen de soorten in aanmerking genomen. Wat de omgevingstemperatuur betreft zouden Futen beter iets eerder in het jaar met de intensieve vleugel- en lichaamsrui kunnen beginnen. Misschien doen ze dat niet omdat hun broedseizoen zo lang duurt, of omdat de voedselomstandigheden in het IJsselmeergebied (de hoeveelheden jonge vis) pas later in het jaar gunstig worden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]