Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Both C. (2002) Fitness costs of polygyny in female Pied Flycatchers Ficedula hypoleuca. ARDEA 90 (1): 129-138
Om te begrijpen waarom bij sommige vogelsoorten mannen ren vrouw of juist meer vrouwen hebben, of vrouwen ren of meer mannen, moeten we weten wat de fitness consequenties zijn van het hebben van ren of juist meer partners. Bij Bonte Vliegenvangers Ficedula hypoleuca hebben de meeste mannen ren vrouw, maar het komt geregeld voor dat een man twee vrouwen heeft die elk een afzonderlijk nest hebben. Het aantal jongen dat de tweede en later broedende vrouw (secundaire vrouw) laat uitvliegen, is in de meeste studies lager dan van vrouwen die op hetzelfde moment in het jaar met een monogame man broeden. Voor Bonte Vliegenvanger vrouwen lijkt het dus onvoordelig te zijn om te paren met een reeds gepaarde man, en deze constatering heeft veel onderzoek gegenereeert naar de vraag waarom vrouwen dan niet altijd met een ongepaarde man paren. Het aantal uitgevlogen jongen is echter een zeer onvolledige maat voor de fitness, omdat secundaire vrouwen zelf harder moeten werken en daardoor misschien eerder doodgaan en hun jongen van lagere kwaliteit zijn en daardoor slechter overleven tot ze zelf tot broeden komen (recruut genaamd). Om een goed idee te krijgen van de werkelijke kosten van het paren met een reeds gepaarde man, moeten we dus kijken naar het aantal recruten en naar de overlevingskans van vrouwen naar het volgende broedseizoen. In dit artikel laat ik zien dat vrouwen van Bonte Vliegenvangers die op de Hoge Veluwe in nestkasten broeden, niet slechter overleven wanneer ze secundaire vrouw zijn dan wanneer ze op hetzelfde moment met een monogame man broeden. Het aantal recruten is vroeg in het jaar wat hoger voor secundaire vrouwen dan voor monogame vrouwen, maar later in het jaar juist lager. De optelling van deze twee maten laat zien dat gemiddeld genomen de fitness van secundaire vrouwen weI wat lager is dan voor monogame vrouwen, maar statistisch is dit verschil niet significant. Op basis van deze betere maten van fitness blijken de kosten van het paren met een reeds gepaarde man in deze nestkastpopulatie niet zo hoog te zijn als andere studies suggereren op basis van het aantal uitgevlogen jongen. Voor het onderzoek naar de reden van het verschijnsel dat vrouwen met een reeds gepaarde man paren, is dit een belangrijke constatering.


[close window] [previous abstract] [next abstract]