Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van Rhijn J. & Groothuis T. (1985) Biparental care and the basis for alternative bond-types among gulls, with special reference to Black-headed Gulls. ARDEA 73 (2): 159-174
Centraal in dit artikel staan een aantal experimentele groepen Kokmeeuwen die in voliFres gehuisvest waren en waarvan de individuen vanaf de eerste zomer gedurende een verschillend aantal jaren werden waargenomen. Binnen deze groepen ontstonden een groot aantal ongewone sociale relaties, zoals mannen met twee vrouwen (polygynie) en man-man (homoseksuele) paarbanden. Uit een nader onderzoek aan nesten in het Lauwersmeergebied kon niet worden geconcludeerd dat dergelijke ongewone sociale verbanden veel voorkomen in een natuurlijke situatie (3.9). Om te begrijpen welke factoren ten grondslag kunnen liggen aan het verschijnen van de verschillende sociale verbanden, onderzochten we alle details van de relaties die wij tussen individuen zagen. Vrijwel alle individuen die betrokken waren bij ongewone banden bleken gedurende andere seizoenen ook in staat te zijn om de gebruikelijke monogame paarband te vormen (3.1). Deze gebruikelijke band leidde echter zelden tot voortplantingssucces bij de experimentele meeuwen. Soms vonden copulatiepogingen plaats door mannen ten opzichte van dieren waarmee geen paarband onderhouden werd. Meestal betrof het hier vrouwen die een nest hadden in de buurt van hun belager, en die gedurende dezelfde periode ook eieren legden (3.3). Hulp bieden bij de ouderzorg aan een monogaam paar werd een maal waargenomen, en wel door een wijfje dat in het daaropvolgende seizoen samen met de eerste vrouw eieren legde bij dezelfde man (3.4). De vrouwen binnen polygyne verbanden bleken tamelijk vijandig tegenover elkaar te staan. Toch slaagden zij er soms in om hun eieren in hetzelfde nest te leggen. In de andere gevallen werden naburige nesten gebruikt. De polygyne man zorgde in die gevallen voor slechts een van de nesten (3.5). Paarbanden tussen wijfjes werden door ons niet gezien, hoewel het bestaan van dergelijke banden bij een aantal meeuwensoorten suggereert dat ook bij de Kokmeeuw de vrouw-vrouw paarband tot de mogelijkheden behoort. Paarbanden tussen mannen werden echter veelvuldig waargenomen. Dergelijke banden konden tot nestbouw leiden, en in de gevallen waarin wij zorgden voor eieren werd er met succes gebroed. In een geval werden er zelfs jongen groot gebracht (3.6). Broedparasitisme werd toegepast door slechts een wijfje. Het was opmerkelijk dat dit wijfje eieren legde die, meer dan de eieren van andere wijfjes, zeer attractief waren als broedobject (3.7). Het vervangen van eigen eieren door vreemde eieren werd bijna altijd aanvaard door de experimentele dieren. Het vervangen van afgestorven eieren door jonge kuikens was ook mogelijk. Bovendien werd een aantal malen adoptie waargenomen van jonge kuikens die uit het nest van buren waren gelopen (3.8). Deze en de resultaten die betrekking hebben op een aantal wilde meeuwenpopulaties kunnen slechts voor een gering deel verklaard worden door de aanname dat het deelnemen aan elk van de sociale verbanden opgevat kan worden als een door natuurlijke selectie geperfectioneerde 'aangepaste' strategie. De diversiteit van sociale verbanden had in dat geval tot stand moeten komen door 1) genetische verschillen tussen individuen, of 2) voor ieder individu het bezit van een breed scala van strategiedn als aanpassingen voor diverse situaties. Het verschijnen van ongewone banden zal daarom moeten worden beschouwd als een gevolg van de bouw van de 'machinerie' die onder (voor de Kokmeeuw) normale omstandigheden leidt tot de vorming van een monogame paarband. De analyse van de werking van die machinerie vereist een speciaal onderzoek.


[close window] [previous abstract] [next abstract]