Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Redfern C.P.F., Douglas G.W. & Halliday T.A. (2002) Intestine length and mass relative to fat in migrating Redwings Turdus iliacus. ARDEA 90 (2): 285-292
In de nacht van 29 op 30 oktober 1995 vlogen een paar honderd trekkende Koperwieken Turdus iliacus zich te pletter tegen de vuurtoren van Bardsey, een eilandje in de Ierse Zee voor de kust van Noord-Wales. In dit artikel worden de gegevens over de grootte van de darm en de vetreserve van 234 van deze Koperwieken geanalyseerd om er achter te komen met welke lichaamsconditie vogels van verschillende sekse en leeftijd op trek gaan. Als maat voor de totale vetreserve van de vogel gebruikte men het gewicht van het vetkussentje dat zich op de grens van hals en borststreek bevindt, het halsvet. Aangezien de totale lengte en het vetvrije drooggewicht van de darm niet met elkaar correleerden, kunnen we ze beschouwen als twee verschillende maten voor de grootte van het darmkanaal. Bij zowel het halsvetgewicht als bij de darmlengte was er sprake van een positieve correlatie met de vleugellengte, een maat voor de lichaamsgrootte. Een dergelijke correlatie ontbrak voor het vetvrije drooggewicht van de darm. In eerstejaars vrouwtjes werd 25% van de variatie in het halsvetgewicht verklaard door de darmlengte (gecorrigeerd voor verschillen in vleugellengte). In alle sekse- en leeftijdcategorieën was er sprake van correlaties tussen het gewicht van het halsvet en het vetvrije gewicht van de darm (opnieuw gecorrigeerd voor interindividuele verschillen in vleugellengte). Op grond van deze correlaties wordt gespeculeerd over de mogelijkheid dat de grootte van het maagdarmkanaal tijdens de opvetperiode (voorafgaand aan de trekvlucht die eindigde bij de vuurtoren van Bardsey), de grootte van de vetreserve bij vertrek heeft bepaald. Individuen met een groter verteringsstelsel zouden met meer vet zijn vertrokken. Maar het kan ook zijn dat de mate waarin darmweefsel tijdens de trekvlucht is afgebroken, bepaald werd door de grootte van de vetvoorraad bij vertrek. Echter, vanwege (1) het literatuurgegeven dat bij zangvogels vooral de lengte (en niet zozeer het gewicht) van de darm door het voedsel wordt bepaald, (2) het gegeven dat jonge Koperwieken nog niet goed in staat zijn om de beste en rijpste bessen te selecteren, en (3) het gegeven dat Koperwieken in groepen foerageren en bij veel soorten jonge vrouwelijke dieren vaak onderaan de pikorde staan, wordt het verband tussen darmlengte en vetreserve bij alleen jonge vrouwtjes uitgelegd als een indicatie dat juist bij zulke onervaren, laag-dominante individuen de grootte van de darm in belangrijke mate de opvetsnelheid bepaalt.


[close window] [previous abstract] [next abstract]