Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Ebbinge B.S., Van Biezen J.B. & Van der Voet H. (1991) Estimation of annual adult survival rates of Barnacle Geese Branta leucopsis using multiple resightings of marked individuals. ARDEA 79 (1): 73-112
Drie verschillende methodes om de jaarlijkse overlevingskansen van Brandganzen te schatten zijn onderzocht op nauwkeurigheid en praktische toepasbaarheid. De onderzochte Brandganzen behoren tot de grootste van de drie Brandganspopulaties die er op de wereld zijn: de populatie die broedt in Noord-Rusland en overwintert in Nederland en Noord-Duitsland. Op grond van tellingen wordt het voorkomen van deze populatie in ruimte en tijd beschreven (Fig. 3). De eerste methode schat de overlevingskans op grond van jaarlijkse totaaltellingen van de gehele populatie, en jaarlijkse schattingen voor de aanwas door het percentage vogels in eerstejaars verenkleed vast te stellen. De tweede is gebaseerd op eenmalige terugmeldingen van vers dood gevonden (of geschoten) vogels die gemerkt waren met een metalen ring van het Vogeltrekstation Arnhem/ Heteren. De derde methode, waaraan in dit artikel de meeste aandacht wordt besteed, is gebaseerd op meervoudige zichtwaarnemingen van met kleurringen in het veld individueel herkenbare Brandganzen. Deze kleurringen zijn 3 cm hoog en voorzien van een inscriptie die driemaal rondom de ring wordt herhaald, zodat met behulp van een telescoop de inscriptie goed is af te lezen tot op 300 meter afstand (Fig.5). Uitvoerig wordt nagegaan in hoeverre de met kleurringen gemerkte Brandganzen representatief zijn voor de gehele populatie. Er blijken geen aanwijzingen te zijn dat dit niet het geval is. Voor de Brandgans, die in vrijwel zijn gehele verspreidingsgebied beschermd is (dus weinig terugmeldingen van geschoten vogels), blijkt de kleurring-methode de meest nauwkeurige schattingen op te leveren. Van in totaal576 met kleurringen gemerkte vogels werden in de loop der jaren (van 1979 t/m 1987-1988) er maar liefst 99,1% teruggezien. Elk jaar wordt ruim 80% van de nog levende ganzen teruggezien. Dit alles is mogelijk door de enthousiaste medewerking van 257 waarnemers, hoofdzakelijk vrijwilligers, en het beperkte verspreidingsgebied van deze vogelsoort. Gedurende deze periode werden 966 Brandganzen met metalen ringen gemerkt. Hiervan werd slechts 4.3% teruggemeld, dat wil zeggen dood verzameld, levend teruggevangen of zelfs afgelezen in het veld! (Zie Tabel 10). Het verwerken van de ruim 20 000 zichtwaamemingen is echter een tijdrovende zaak. Uitvoerig wordt in de vier appendices ingegaan op de invloed die diverse foutenbronnen, zoals: mogelijke onjuiste aflezingen, het feit dat sommige vogels vaker worden afgelezen dan andere, de kans op ringverlies, e.d. hebben op de uiteindelijke schatting voor de jaarlijkse overlevingskans. Slechts 0.3% van de waarnemingen (Tabel 5) is onjuist zonder dat dat bij het verwerken van de gegevens opgemerkt kan worden. Voor adulte Brandganzen is de gemiddelde jaarlijkse overlevingskans op 90% geschat. Gezien de mogelijke foutenbronnen is dit waarschijnlijk een lichte onderschatting. Er is geen duidelijk verschil in overlevingskans tussen beide seksen. Ook tussen de jaren, waarbij zowel zeer strenge als zachte winters voorkwamen, waren de verschillen uiterst klein. Eerstejaars vogels, waarvan slechts in een seizoen een voldoende groot aantal is geringd, hebben een iets lagere overlevingskans (Tabel 12 & 13). Met het stijgen van de leeftijd (Fig.16) neemt de overlevingskans ook bij adulte vogels duidelijk af.


[close window] [previous abstract] [next abstract]