Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Meire P.M. (1996) Using optimal foraging theory to determine the density of Mussels Mytilus edulis that can be harvested by hammering Oystercatchers Haematopus ostralegus. ARDEA 84 (A): 141-152
Meire & Ervynck (1986) toonden aan dat Scholeksters die Mossels openhakten de grootteklassen selecteerden die het meeste opleverden. In het model dat ze daarbij gebruikten werd aangenomen dat de vogels Mossels met een dikke schelp niet konden openen. In dit artikel wordt onderzocht of deze selectie het resultaat is van het niet kunnen openkrijgen van de dikschalige Mossels of van de onevenredige hoeveelheid tijd, die het een Scholekster kost om de Mossel te openen. Om dit te onderzoeken werd een kunstmatige scholekstersnavel gemaakt en werd gemeten hoe vaak er moest worden gehakt om Mossels van verschillende schelpdikte te openen. De tijd die nodig was om neen Mossel te openen nam zeer sterk toe met de schelpdikte. Dit gegeven werd gecombineerd met veldmetingen om uit te rekenen hoeveel Mossels van verschillende grootte en schelpdikte opleverden. De waarde van een Mossel voor Scholeksters nam toe met de grootte en nam af met de schelpdikte. De vogels selecteerden de grote Mossels met een dunne schaal. De verwachting was dat dunschalige Mossels in de loop van de winter steeds zeldzamer zouden worden, maar dit werd niet gevonden. De verklaring is dat waarschijnlijk slechts een klein deel van de Mossels voor Scholeksters werkelijk oogstbaar was, dat wil zeggen niet te klein of te dikschalig. Van die oogstbare Mossels werd jaarlijks 70% van de produktie door Scholeksters weggegeten.


[close window] [previous abstract] [next abstract]