Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Ens B.J., Dirksen S., Smit C.J. & Bunskoeke E.J. (1996) Seasonal changes in size selection and intake rate of Oystercatchers Haematopus ostralegus feeding on the bivalves Mytilus edulis and Cerastoderma edule. ARDEA 84 (A): 159-176
n de loop van het voorjaar groeien de Kokkels en Mossels in lengte en gewicht (Fig. 4 voor de Mossel en Fig. 6 voor de Kokkel). Ook hun conditie, dat wil zeggen de biomassa bij een bepaalde schelpgrootte, neemt toe (Fig. 5 voor de Mossel en Fig. 7 voor de Kokkel). De schelpgroei stopt in de zomer en in de loop van de herfst en de winter neemt de konditie alsmaar verder af. Wat zijn de gevolgen van deze veranderingen in de loop van het seizoen voor de opname-snelheid en de prooikeuze van de Scholekster? Om te beginnen moeten we er zeker van zijn dat we goede schattingen kunnen maken van prooikeuze, prooigrootte en opname-snelheid. Voor elke waarnemer werd een ijklijn bepaald, die het verband tussen de werkelijke prooigrootte en de geschatte prooigrootte vastlegde (Fig. 1). Vergelijking van de veldschattingen met metingen middels een weegschaal onder het nest, lieten zien dat de veldschattingen zeer betrouwbaar waren (Fig. 2). Wel bleek het nodig zeer korte waarneemperiodes uit het gegevensbestand te verwijderen (Fig. 3). Voor onderzoek naar prooikeuze is prooiprofijt, gedefiniëerd als de opnamesnelheid van biomassa tijdens het bewerken ("hannesen") van de prooi, een belangrijke maat. Hoewel het prooiprofijt wel afhing van de konditie van de mollusken, waren grote Kokkels en grote Mossels in alle gevallen het meest profijtelijk (Figs. 11 t/m 13). Toch verdwenen deze grote prooien geheel uit het dieet in de loop van het voorjaar (Figs. 8 en 9). Ondanks de individuele specialisatie van de Scholeksters (Tabel 3) kon deze trend bij verschillende individueel gemerkte dieren worden aangetoond (Tabel 4). Het negeren van de meest profijtelijke prooien leidde niet tot een daling van de opnamesnelheid. Integendeel, juist in de lente werden de hoogste opnamesnelheden bereikt (Fig. 14). Dit zou kunnen komen omdat de vogels dan nesten moeten verzorgen en weinig tijd hebben om op het wad naar voedsel te zoeken (Tabel 5, Fig. 15). Heel waarschijnlijk is dit niet, omdat ook de onvolwassen vogels een hogere opnamesnelheid hadden in het voorjaar (Fig. 14). Al met al lijkt het er niet op dat Scholeksters proberen een zo hoog mogelijke opnamesnelheid te halen in het voorjaar. Zelfs als ze de grote prooien laten liggen is hun opnamesnelheid nog hoog en hun energiebehoefte is minimaal in die tijd van het jaar. Andere criteria, zoals het risico van snavelbreuk of infectie met parasieten, lijken in het voorjaar een grotere rol te spelen dan maximalisatie van de energiewinst.


[close window] [previous abstract] [next abstract]