Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Chevallier D., Duponnois R., Baillon F.,Brossault P., Grégoire J-M., Eva H., Le Maho Y. & Massemin S. (2010) The importance of roosts for Black Storks Ciconia nigra wintering in West Africa. ARDEA 98 (1): 91-96
De wereldpopulatie van de Zwarte Ooievaar Ciconia nigra telt 20.000–25.000 broedparen, waarvan iets minder dan de helft in Europa broedt. De sterke achteruitgang in de 20ste eeuw entameerde veel onderzoek, uitmondend in tal van beschermingsmaatregelen in de broedgebieden. De kennis van Zwarte Ooievaars in hun overwinteringsgebieden is echter beperkt. In dit onderzoek zijn de lotgevallen van zeven Zwarte Ooievaars met satellietzenders van 1998 tot en met 2006 gevolgd in Mauretanië, Senegal, Mali, Burkina Faso en Ghana. De meeste aandacht ging uit naar gezenderde vogels die in het Nazinga wildreservaat in het zuiden van Burkina Faso overwinterden. Deze vogels gebruikten twaalf van de 47 aanwezige boomsoorten als slaapplaats, vooral Afrikaanse Berk Anogeissus leiocarpus en Afrikaanse Baobab Adansonia digitata. Het belang van Baobabs bleek ook bij de 35 bomen die continu werden gemonitord. Deze werden in de winter van 2003/04 door 610 Zwarte Ooievaars benut, met dagelijkse aantallen van 3–35 vogels. Bijna de helft van de slaapplaatsen bevond zich in dode bomen met goede af- en aanvliegmogelijkheden. De gemiddeld 4,2 m hoge vegetatie rond deze bomen kan worden gekenmerkt als struiksavanne. Zij was het dichtst rond bovenvermelde boomsoorten (welke gemiddeld 11,4 m hoog waren). Het voordeel van een dichte vegetatie rond slaapbomen zou kunnen zijn dat het grondpredatoren (inclusief mensen) een vrij zicht op de bomen beneemt. De afstand van slaapbomen tot de foerageergebieden bedroeg gemiddeld 3,0 km voor poelen en 3,1 km voor rivieren. Deze afstand varieerde naar gelang het seizoen: de afstand was het grootst in november en februari, het kleinst in december en januari. In november is de waterstand in rivieren en poelen nog zo hoog dat veel foerageergebieden niet kunnen worden benut. In februari geldt het omgekeerde: door droogte zijn veel poelen en delen van rivieren uitgedroogd, en de waterhoudende restanten worden ook door mensen gefrequenteerd. De vogels met zenders bleken gemiddeld 3,8 dagen van een roestplaats gebruik te maken, onafhankelijk van het seizoen. In de loop van de winter benutten ze 41 verschillende slaapplekken. In de savanne en boomsavanne van West-Afrika wordt vrijwel het hele gebied door de plaatselijke bevolking in de droge tijd afgebrand. In Nazinga betrof dat bijvoorbeeld 90% van de 93.000 ha. Branden vormen een bedreiging voor de slaapbomen van Zwarte Ooievaars. Deze bedreiging komt bovenop de activiteiten van de lokale bevolking in poelen en rivieren, die Zwarte Ooievaars van hun voedselgebieden weghouden, en de houtkap voor brandhout en veevoer door de mens. Habitatbescherming in de Afrikaanse overwinteringsgebieden zou dan ook hoge prioriteit moeten krijgen, met als extra voordeel dat grote aantallen Afrikaanse vogelsoorten ervan kunnen meeprofiteren.


[close window] [previous abstract] [next abstract]