Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Turrin C. & Watts B.D. (2014) Intraspecific intrusion at Bald Eagle nests. ARDEA 102 (1): 71-78
De groei van populaties wordt door tal van mechanismes gereguleerd, waaronder dichtheidsafhankelijke concurrentie om voedsel en nestplaatsen. Dat laatste is vooral voor territoriale soorten, waaronder de Amerikaanse Zeearend Haliaeetus leucocephalus, de uiteindelijke begrenzer van de groei. Naarmate er meer arenden bijkomen, terwijl het aantal nestplaatsen beperkt is, neemt de kans op sterfte onder volwassen vogels toe, of anders neemt de reproductie wel af doordat de oudervogels moeite hebben hun jongen te voeden en te beschermen. De populatie Amerikaanse Zeearenden in de Chesapeake Bay in de oostelijke Verenigde Staten groeit al minstens 30 jaar. In de vroege jaren negentig wisten nog bijna alle arenden die de reproductieve leeftijd bereikten direct een territorium te verwerven. In 2013 was dat nog maar 17%. Tegenwoordig kunnen gemiddeld vier van de vijf vogels tot de niet-broedende populatie worden gerekend, de zogenaamde floaters. In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van floaters binnen de lokale populatie, bezien vanuit het perspectief van de broedvogels. Welke vogels dringen hoe vaak en wanneer het nestgebied van een paar binnen en hoe reageren de broedvogels op die inbreuk? Gebaseerd op eerdere waarnemingen werd de aandacht vooral gericht op de eerste drie weken na het uitkomen van de eieren, omdat broedpogingen het vaakst in die periode mislukten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat een binnendringer gebaat is bij het mislukken van een broedpoging. Dat vergroot immers de kans op overname van het territorium, zeker als één van de broedvogels de dood heeft gevonden. Door telkens drie uur achtereen de nesten te observeren, gespreid over het broedseizoen (voorafgaande aan de eileg, tijdens de incubatieperiode en in de jongenfase) en over de dag, werd een indruk verkregen van het aantal niet-broeders dat op minder dan 500 m van het nest passeerde (hier gelijkgesteld met een binnendringing van de nestomgeving). Op 540 waarnemingsuren kwam dat 163 keer voor, maar er werden grote verschillen per nest gevonden en de incidentie van binnendringing was erratisch. Gemiddeld vond eens per 3.5 uur een grensoverschrijding plaats. Voor volwassen floaters lag dat op eens per 8.3 uur. Juveniele arenden kwamen gemiddeld dichter in de buurt van nesten dan niet-broedende volwassen arenden. Die laatste konden bovendien vaker op een reactie van de broedvogels rekenen (78% tegen 47% van de juveniele vogels). De reactie op een binnendringer was minder uitgesproken als slechts één oudervogel op of bij het nest zat. Bij aanwezigheid van beide oudervogels kon de floater die te dicht in de buurt van het nest kwam een fellere reactie tegemoet zien (meestal van het mannetje). Hoewel de verliezen op het nest het grootst waren in de drie weken na het uitkomen van de eieren, werd voor die periode geen verschil in de frequentie van binnendringing van het nestgebied gevonden voor adulte en juveniele niet-broeders. Dat lijkt er niet op te wijzen dat volwassen floaters specifiek de gevoelige fase binnen de broedcyclus uitkiezen om zich in de broedpopulatie binnen te knokken. Daar komt bij dat dit onderzoek geen nestverliezen constateerde tijdens de periode van observatie, hoewel er anekdotische informatie bestaat die bewijst dat nestjongen door vreemde soortgenoten kunnen worden gedood. Misschien dat infanticide weinig voorkomt bij Amerikaanse Zeearenden, al kan de steekproefgrootte ook een rol spelen bij het al dan niet constateren van infanticide.


[close window] [previous abstract] [next abstract]