Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Van Eerden M.R. & Gregersen J. (1995) Long-term changes in the northwest European population of Cormorants Phalacrocorax carbo sinensis. ARDEA 83 (1): 61-79
De Aalscholvers (ondersoort sinensis) die in het meest westelijke deel van hun verspreidingsgebied voorkomen zijn explosief in aantal toegenomen. In de periode 1978-1992 bedroeg dit gemiddeld 16,3% per jaar, voor Denemarken 23,8%, voor Nederland 10,8%. Samen herbergen beide landen 94% van de westelijke populatie (Fig. 1, Tabel 1). De snellere groei in Denemarken en het westelijk deel van Duitsland (29,8% per jaar) weerspiegelt de grotere jongenproductie. In de oudste kolonies zit geen verdere groei, of vindt zelfs een afname plaats van de aantallen. Meestal hebben deze moederkolonies meerdere satellieten gevormd in de regio alvorens de groei tot staan kwam (Fig. 2). Hoewel de meeste vogels in bomen broeden, zijn grondnesten op onbegroeide eilanden plaatselijk heel gewoon; in Denemarken broedde zelfs 38% van het totaal aantal broedparen in 1992 op de grond (Tabel 3). De grootte van de kolonies varieert van een enkel broedpaar tot 8.380 nesten in de Oostvaardersplassen (1992) en 7.087 nesten in Brændegård (1992). De mediaan blijft opvallend constant tussen 50-500 paar (Fig. 4). De hoogste dichtheden worden aangetroffen in het kleinschalige eutrofe binnenwater in Friesland en Overijssel (>25 paren/km2). De IJsselmeerkolonies en de kolonies langs de grote rivieren in Nederland hebben lagere dichtheden (7-15 paren/km2) terwijl in Denemarken de laagste waarden voorkomen <5 paren/ km2). De grootte van de kolonies staat in verband met het areaal viswater. Binnen een straal van 20 km is de oppervlakte water in de dieptecategorie 0-20 m sterk bepalend. Na vestiging van nieuwe kolonies, de satellieten lijkt de uiteindelijk lagere dichtheid aan broedparen erdoor bepaald te worden (Fig. 5). De nieuwe vestigingen die nog niet hun maximale aantal hebben bereikt correleren voor wat betreft de snelheid van groei met deze indirecte maat voor de voedselbeschikbaarheid. Figuur 7 geeft een schematisch overzicht van de optredende processen bij de herkolonisatie door de Aalscholver. Tabel 5 geeft een extrapolatie van het maximaal aantal broedparen dat zou kunnen worden verwacht wanneer al het beschikbare viswater door broedvogels zou kunnen worden benut. Zonder andere beperkende factoren zou dit maximaal een verdubbeling ten opzichte van het aantal in 1992 kunnen betekenen (Tabel 5).


[close window] [previous abstract] [next abstract]