Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Helseth A., Lindström Å. & Stervander M. (2005) Southward migration and fuel deposition of Red Knots Calidris canutus. ARDEA 93 (2): 213-224
De Kanoet Calidris canutus is een van de indrukwekkendste en best bestudeerde langeafstandstrekkers. In dit stuk vergelijken de auteurs het verschil in treksnelheid, opvetsnelheid en hoeveelheid vetreserves van Kanoeten tijdens de najaarstrek in Zweden met die tijdens de voorjaarstrek. Hiertoe gebruiken ze ringgegevens (1948–2003) van het ringstation op Ottenby in Zuidoost-Zweden, gecombineerd met morfometrische gegevens van dezelfde locatie (1990–2003). Het aantal geringde vogels per jaar varieerde van 0 tot 301 (gemiddeld 56). Morfometrische gegevens, terugvangsten en terugmeldingen van geringde vogels laten zien dat de meeste Kanoeten die langs Ottenby trekken behoren tot de Afro-Siberische ondersoort C. c. canutus, al sluiten de auteurs niet uit dat enkele vogels van de ondersoort C. c. islandica zijn. De mediaan van de vangdata tijdens de zuidwaarts gerichte najaarstrek was 5 augustus voor adulte en 31 augustus voor juveniele vogels. Gemiddelde lichaamsgewichten waren laag en bijna identiek voor adulte (111,8 g) en juveniele vogels (111,4 g). De gemiddelde geschatte vetreserves besloegen 13–14% van het vetvrije lichaamsgewicht. De vetreserves van juveniele vogels namen toe met de datum: later doortrekkende jongen waren zwaarder dan eerder doortrekkende individuen. Van de Kanoeten die meer dan één dag op Ottenby verbleven (2% van de adulte vogels, 14% van de juveniele vogels) bleven de adulte vogels gemiddeld 2,5 dagen en de juveniele vogels gemiddeld 3,4 dagen. Tijdens deze periode was de dagelijkse opvetsnelheid gemiddeld 2,8% van het vetvrije lichaamsgewicht. Daarmee is de opvetsnelheid in het najaar zeer vergelijkbaar met de opvetsnelheid van Kanoeten in het voorjaar op belangrijk tussenstoplocaties. De treksnelheid in het najaar, geschat met behulp van terugmeldingen, was 86 km per dag, bijna identiek aan eerder gepubliceerde schattingen van de treksnelheid van Kanoeten in het voorjaar. De voornaamste conclusie van de auteurs is dat Kanoeten tijdens de najaarstrek net zo snel vliegen als tijdens de voorjaarstrek, maar dat de kleinere vetreserves erop wijzen dat de najaarstrek is opgedeeld in kortere etappes dan de voorjaarstrek.


[close window] [previous abstract] [next abstract]