Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Post P. & Götmark F. (2006) Seasonal changes in Sparrowhawk Accipiter nisus predation: prey vulnerability in relation to visibility in hunting habitats and prey behaviour. ARDEA 94 (1): 77-86
Sperwers Accipiter nisus zoeken hun prooien in een verscheidenheid aan bostypes, die met wisselende intensiteit bezocht worden. Deze studie, uitgevoerd in de buurt van Göteborg in Zweden, laat zien dat Sperwers in het vroege voorjaar veel in loof- en naaldbossen jagen, en later meer in open gebieden. Er worden drie mogelijke verklaringen voor dit patroon besproken. (1) Vroeg in de voortplantingstijd jagen Sperwers bij voorkeur in de directe omgeving van het nest – in dicht bos. Pas nadat het vrouwtje vast op de eieren zit, worden gebieden verder van het nest bezocht. (2) Met het verschijnen van bladeren aan de bomen neemt de zichtbaarheid van prooien af waardoor in de loop van het voorjaar open gebieden aantrekkelijker worden om te jagen. (3) Het gedrag van zangvogels verandert, waardoor later in het voorjaar vooral de vogels van open gebieden gemakkelijker te vangen zijn. De laatste twee hypotheses werden nader onderzocht. De zichtbaarheid van prooien werd gesimuleerd door te bepalen hoe goed kunstmatige prooien (witte ballen van 10 cm groot) op afstand te zien waren. De zichtbaarheid van deze ‘prooien’ werd in de loop van het voorjaar in alle onderzochte bostypes minder, maar er waren grote verschillen in afname: gering in naaldbossen, sterk in loofbossen, en gemiddeld in halfopen gebieden. Per maand afzonderlijk waren de verschillen tussen de bostypes echter niet statistisch significant. Er was daarom weinig steun voor de hypothese dat Sperwers bostypes uitsluitend selecteren op basis van prooizichtbaarheid. Om te onderzoeken of gedragingen van prooidieren veranderden in het voorjaar, werden vaste routes afgelopen, waarbij de hoogte en opvallendheid van zangvogels werd geregistreerd. Vogels van halfopen gebieden hielden zich in de loop van het voorjaar steeds meer op langs de randen van bosschages en dichter bij de grond waardoor ze kwetsbaarder voor Sperwers werden. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de verschuivingen in gebiedskeuze van Sperwers eerder te maken hebben met veranderingen in het gedrag van hun prooien dan met veranderingen in de begroeiing.


[close window] [previous abstract] [next abstract]