Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Polak M. (2007) Nest-site selection and nest predation in the Great Bittern Botaurus stellaris population in eastern Poland. ARDEA 95 (1): 31-38
De Roerdomp Botaurus stellaris mag zich het laatste decennium in een levendige belangstelling verheugen, vooral in Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië. Als echte rietbewoner is hij tot boegbeeld getransformeerd voor het kwijnende Europese waterriet. Deze Poolse studie geeft inzicht in nestsucces en predatierisico’s in optimaal habitat in de kern van het verspreidingsgebied. Als zodanig vormt het een noodzakelijke toevoeging op de studies die in perifere populaties werden uitgevoerd. De visvijvercomplexen in het gebied rond Lublin, Oost-Polen, zijn 14–185 ha groot en deels begroeid met riet, lisdodde en zeggen. De waterdiepte varieert er van 0 tot 120 cm, afhankelijk van seizoen en visbeheer (voornamelijk kweek van Karpers). Er werden in totaal 84 actieve nesten gevonden, de meeste tijdens de broedtijd of in de eilegfase. Nesten die 2–4 keer tijdens de broedtijd werden bezocht, verschilden niet in overleving van nesten die slechts één keer werden gecontroleerd. Ruim de helft van de nesten bleek in puur riet te zijn gebouwd, gevolgd door nesten in lisdodde, gemengd riet/lisdodde en – zelden – in zeggenvegetaties. De eileg begon in rietvelden enkele dagen eerder dan in de andere vegetatietypes, maar het verschil was niet significant. Gemiddeld lagen de nesten 21 m (spreiding 6–100 m) van het dichtstbijzijnde vasteland, en gemiddeld 22 m (spreiding 4–70 m) van het open water. Ruim driekwart van de nesten lag in de 30 m brede vegetatiegordel grenzend aan open water. De waterhoogte onder de nesten varieerde van 10 tot 97 cm (gemiddeld 45 cm). De nesten waren gemiddeld 13 cm boven het wateroppervlak gebouwd (variatie 5–30 cm). Hoewel rechtstreekse predatie niet werd vastgesteld, bleken toch 23 nesten te zijn gepredeerd (leeggehaald, of resten van eieren of jongen aangetroffen). Tweemaal werd een volwassen vrouwtje door predatoren gedood. Waterdiepte en vegetatie waren als enige variabelen gecorreleerd met het nestsucces. Van de nesten boven water dieper dan 70 cm werd er geen enkele gepredeerd. De dagelijkse overlevingskans van nesten in riet en lisdodde ontliep elkaar niets. Evenmin was er een seizoenseffect op de overlevingskans. Predatie van nesten in de randzone was gelijk aan die van nesten dieper in de rietvelden gelegen. De belangrijkste uitkomst van deze studie ligt in de bevinding dat predatie voor de grootste verliezen zorgt. De eenvoudigste manier om dat te voorkomen is een hoge waterstand gedurende de hele broedcyclus aan te houden. De meeste visvijvers, alsook natuurlijke moerasgebieden, kennen vaak wel een hoge waterstand in het vroege voorjaar, maar gaandeweg het voorjaar en de zomer zakt het water, waardoor nesten makkelijker bereikbaar worden voor grondpredatoren.


[close window] [previous abstract] [next abstract]