Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Karlionova N., Meissner W. & Pinchuk P. (2008) Differential development of breeding plumage in adult and second-year male Ruffs Philomachus pugnax. ARDEA 96 (1): 39-45
De auteurs bestudeerden de ontwikkeling van het broedkleed van 641 mannetjes Kemphaan Philomachus pugnax gevangen tijdens de voorjaarstrek in de jaren 2004–2006 in Wit-Rusland. Zij besteedden daarbij speciale aandacht aan de groeisnelheid van de kop- en kraagveren, de meest kleurrijke delen van het mannelijke kleed. De Kemphanen hadden bij aankomst eind maart – begin april een gemengd kleed van winterveren en gestreepte veren. De eerste volwassen mannetjes met een volledig ontwikkeld broedkleed werden waargenomen in de laatste tien dagen van april. Het aandeel mannetjes met volledig broedkleed nam toe in de tijd. Echter, gedurende de gehele studieperiode werden individuen gevangen met sporen van winterkleed en gestreepte veertjes. Onvolwassen vogels in hun tweede kalenderjaar vertoonden een minder ver ontwikkeld broedkleed dan adulte mannetjes. Van de 55 gevangen tweedejaars mannetjes had slechts 20% een volledig uitgegroeid broedkleed. De auteurs vonden geen significante verschillen tussen jaren in de gemiddelde lengte van de kraag- en kopveren van mannetjes gevangen tijdens de piekperiode van de trek. De veren groeiden dus elk jaar op ongeveer hetzelfde tijdstip uit. Ze zagen wel een significant positief verband tussen datum en de lengte van de kop- en kraagveren in beide leeftijdsgroepen. Tijdens de voorjaarstrek groeide de kraag met 1,6 mm per dag bij adulte vogels en 1,5 mm per dag bij tweedejaars vogels. De kopveren groeiden respectievelijk 1,1 mm en 1,0 mm per dag. De groeisnelheid van de veren in de twee groepen verschilt dus niet zoveel, maar tweedejaars beginnen waarschijnlijk later met ruien dan de adulte vogels en hebben dus een minder ver ontwikkeld broedkleed als ze vertrekken naar de broedgebieden. De auteurs veronderstellen dat energetische beperkingen tijdens de trek een reden kunnen zijn voor de verlate rui in tweedejaars vogels. Het feit dat de jongere vogels ook een lager lichaamsgewicht hadden en minder snel in gewicht toenamen, ondersteunt voornoemde hypothese.


[close window] [previous abstract] [next abstract]