Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Coulson J.C., Monaghan P., Butterfield J., Duncan N., Thomas C. & Shedden C. (1983) Seasonal changes in the Herring Gull in Britain: weight, moult and mortality. ARDEA 71 (2): 235-244
Voor het verloop van het jaarlijkse energieverbruik van elke vogel zijn voortplanting, rui en het aanleggen van vetreserves elkaar tegenwerkende gebeurtenissen. In de meeste gevallen sluiten zij elkaar uit. Alleen bij een overvloed van voedsel zijn voortplanting en rui van grote veren (vleugelpennen, staartpennen) gelijktijdig bij een vogel gevonden. De vraag wordt nu gesteld of vogels die (nog) geen energie aan de voortplanting besteden een ander tijdsverloop van rui, een andere jaarlijkse gewichtscurve en een andere sterftesnelheid bezitten dan broedende vogels. Het voorwerp van onderzoek is de Zilvermeeuw Larus argentatus een soort die in de regel pas na het vierde Jaar gaat broeden en wiens voortplantingsritme en mortaliteit redelijk goed bekend zijn. 1. Het seizoenmatige verloop van lichaamsgewicht, rui en sterfte werd onderzocht bij Zilvermeeuwen van Noord-Engeland en Zuid-Schotland tussen september 1978 en augustus 1981. 2. De jaarcurve van het lichaamsgewicht was in het gehele onderzoekgebied praktisch gelijk. Bij volwassen vogels (ouder dan 4 jaar) ,nam het gewicht vanaf september toe tot een maximum van 80-1035 g in november; dit niveau bleef behouden tot in februari, waarna tot juli het gewicht met ongeveer 16 g per maand afnam tot ca. 920 g. Ten opzichte van het jaargemiddelde lag de winterpiek 9% hoger dan het dieptepunt na het broeden lager lag. Eerstejaars vogels .bereikten ook in november hun hoogste gewicht (tot bijna 1050 g), maar na de winter was het gewichtsverlies sterker dan bij oudere vogels, nl. 26 g per maand, tot ca. 880 g m mei 3. Bij eerstejaars vogels begon de rui van de grote slagpennen eerder (eind mei) en was sneller bedindigd (84 dagen) dan bij oudere vogels. Volwassen vogels begonnen de grote slagpenrui het laatst (eind juni) en het proces duurde 41% langer dan bij de eerstejaars (118 dagen). 4. Het verloop van de sterfte gedurende het jaar werd onderzocht op grand van terugmeldingen van geringde vogels. Bij meer dan een jaar oude vogels werd per maand meer sterfte geconstateerd bij lagere maandelijkse gemiddelde lichaamsgewichten dan bij hogere. Bij eerstejaars vogels was dat tussen augustus en ,december ook het geval, maar in de periode januari-juli werd dit verband niet gevonden. 5. De rol van rui en voortplanting wordt beschreven als twee concurrerende energie-eisen. Het verband tussen lichaamsgewicht en sterftekans wordt eveneens bespraken, waarbij de mogelijkheid aan de orde wordt gesteld dat de voortplanting de zwaarste eis aan de lichaamsconditie stelt. Aangezien niet de broedvogels, maar juist de eerstejaars na de winter het grootste en snelste gewichtsverlies vertonen (vetverbruik), wordt de veronderstelling geuit dat de betekenis van het hoge wintergewicht niet gelegen is in het verzamelen van reservevoedsel, maar eerder om de lichaamswarmte op peil te houden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]