Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

VEEN J (1980) Waarom broeden vogels in kolonies?. LIMOSA 53 (2): 37-48.

Vroegere onderzoekingen naar de betekenis van het broeden in kolonies hebben op boeiende wijze gedemonstreerd dat een kolonie een goede verdedigingsvorm tegen roofvijanden kan zijn. Bij velen leeft dan ook het idee dat broedkolonies vooral dienen om risico's van predatie te verminderen. Recente onderzoekingen hebben echter aangetoond, dat het broeden in een kolonie eveneens belangrijke voordelen kan hebben bij het vinden van voedsel. Door deze nieuwe gegevens zijn de oudere denkbeelden belangrijk veranderd en hebben ruimte gemaakt voor het idee dat het broeden in kolonies verband houdt met een complex van voor- en nadelen die voor elke vogelsoort verschillend zijn, al naar gelang de eisen die de soort stelt en de omstandigheden waaronder hij leeft.
      De onderzoekers die zich bezighouden met de vraag waarom vogels in kolonies broeden hebben als centraal uitgangspunt dat soort-specifiek gedrag geëvolueerd is onder de druk van natuurlijke selektie, dat dit gedrag aangepast is aan de eisen die de omgeving stelt en zal bijdragen tot het voortplantingssucces van de soort. Wanneer dit uitgangspunt juist is kunnen we verwachten dat bij een soort die normaliter in kolonies broedt; solitair broedende individuen minder succesvol zullen zijn. Zowel bij de Kokmeeuw Larus ridibundus (Patterson 1965) als bij de Grote Stern Sterna sandvicensis (Veen 1977) is gekeken naar mogelijke verschillen in succes tussen individuen die in kolonieverband broedden en individuen die buiten de kolonies nestelden. In beide gevallen bleek dat het broedsucces van de kolonievogels aanzienlijk hoger was dan van de individuen die verspreid broedden (figuur I). Bij de Grote Stern is de relatie tussen een aantal aspecten van het broeden in kolonies en het hebben van broedsucces nader geanalyseerd. Zowel de grootte van een kolonie, als de positie van de nesten ten opzichte van het koloniecentrum, de nestdichtheid en de mate waarin het broedproces tussen de vogels onderling gesynchroniseerd was, bleek van invloed te zijn op het broedsucces (figuur 2). Deze gegevens tonen aan, dat niet alleen het broeden in kolonies adaptief is, maar ook het specifieke verspreidingspatroon van de nesten binnen zo'n kolonie. Zij geven echter geen antwoord op de vraag hoe het broeden in kolonies zijn positieve invloed op het voortplantingssucces kan uitoefenen. Om hierover iets meer aan de weet te komen is het noodzakelijk om na te gaan onder welke omstandigheden een soort leeft, welke sterftefactoren er werkzaam zijn en hoe het broeden in een kolonie de betreffende 800rt in staat stelt om de negatieve invloed van dergelijke factoren te beperken. Een over zicht van onze huidige kennis op dit terrein wordt gegeven in de volgende hoofdstukken. Achtereenvolgens zul1en de voordelen van het broeden in kolonies bekeken worden in relatie tot de omgevingsfactoren temperatuur, predatie en voedsel.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 53.2 1980
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster