Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Scheiffarth G. (2001) The diet of Bar-tailed Godwits Limosa lapponica in the Wadden Sea: Combining visual observations and faeces analyses. ARDEA 89 (3): 481-494
Om de problemen die Rosse Grutto's Limosa lapponica ervaren, die in de Waddenzee doortrekken en overwinteren beter te leren begrijpen, zijn gedetailleerde voedselstudies gedaan. In de winter hebben de vogels te maken met een wisselend voedselaanbod en lage temperaturen; tijdens de korte opvetpieken tijdens de doortrek met een enorme voedselbehoefte. Mannen en vrouwen hebben een groot verschil in snavellengte, wat wijst op een verschillende aanpak van de voedselecologische problemen. Pogingen om het menu in detail te beschrijven middels directe waarnemingen aan foeragerende vogels, strandden op het feit dat veel van de ogenschijnlijk bemachtigde en ingeslikte prooien zo klein waren, of zo sterk op elkaar leken, dat specifieke herkenning vaak niet mogelijk was. De auteur heeft daarom gezocht naar aanvullende methoden om de gegeten prooien tot op soortsniveau te kunnen determineren. Hiertoe werd microscopisch onderzoek gedaan aan feces van de vogels. Feces werden op het wad verzameld bij Sylt, in de Duitse Waddenzee. Onder een omkeermicroscoop werden harde delen van wormen (chitineuze haren, haken en kaken) en slotjes van schelpdieren verzameld. Door een vergelijking met referentiemateriaal van wormen en schelpdieren uit het studiegebied konden op deze wijze 17 soorten prooidieren worden geidentificeerd, waarvan het merendeel kleine wormen betrof. Slechts enkele soorten waren echt belangrijke prooidieren, de rest werd slechts af en toe gevonden. In de winter bestond het voedsel van zowel mannen als vrouwen voor het overgrote deel uit slechts drie soorten wormen: de Zeeduizendpoot Nereis diversicolor, de Zandzager Nephtys hombergii en de Wapenworm Scoloplos armiger. In het voorjaar aten mannen en vrouwen deels verschillende prooien. De mannen namen veel (20% van alle prooien) Nonnetjes Macoma balthica, de vrouwen namen in plaats daarvan een vergelijkbaar aandeel Schelpkokerwormen Lanice conchilega. Wadpieren Arenicola marina waren in de nazomer een belangrijke prooi voor vrouwen (65% van de prooimassa) en in mindere mate voor mannen (24%). Voor een aantal prooisoorten (Zeeduizendpoot, Zandzager, Wapenworm en Nonnetje) was het mogelijk: om op grond van de gevonden kaken, respectievelijk slotjes, een schatting te geven van de minimaal gegeten aantallen prooien. Voor soorten die dergelijke relatief grote structuren missen, moest op grond van de aantallen gevonden haren, gecorrigeerd voor een aangenomen verlies van haren in de monsters, het aantal prooien worden geschat. Daarnaast was het mogelijk, door metingen aan kaken en slotjes, de groottes te reconstrueren van de gegeten Zeeduizendpoten, Zandzagers en Nonnetjes, zodat ook verschillen in prooigroottes door het jaar heen konden worden beschreven. Ben opvallende conclusie van de studie is, dat voedselverschillen tussen mannen en vrouwen veel kleiner zijn dan op grond van het grote verschil in snavellengte mocht worden verwacht. Deze conclusie behoeft echter nog enige nadere onderbouwing, omdat de feces van mannen en vrouwen niet van elkaar konden worden onderscheiden. Terugkoppeling met de zichtwaarnemingen was hiervoor nog noodzakelijk.


[close window] [previous abstract] [next abstract]