Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Dierschke J. & Bairlein F. (2002) Why did granivorous passerines wintering in Wadden Sea salt marshes decline? ARDEA 90 (3): 471-477
Strandleeuweriken Eremophila alpestris, Fraters Carduelis flavirostris en Sneeuwgorzen Plectrophenax nivalis zijn in de loop van 1960-1990 sterk afgenomen. Dit is zowel in het broed- als in het overwinteringsgebied vastgesteld. In de Duitse Waddenzee foerageren deze soorten in de winter vooral op zaden van planten op de lage kwelder. Om te rusten gebruiken ze zowel de lage kwelder als de vloedlijn. Aan de hand van individueel gekleurringde vogels is gebleken dat Strandleeuweriken 's winters maar een vrij klein gebied gebruiken, waaraan zij de gehele winter in grote mate trouw bleven en waarnaar zij in latere winters terugkeerden. Sneeuwgorzen bleken een veel groter gebied te gebruiken en vertoonden in latere winters nauwelijks plaatstrouw aan hun oude wintergebieden. Fraters tenslotte leken verschillende strategieen te hebben: sommige vogels gebruikten een klein gebied en bleven dit in latere jaren trouw, terwijl andere individuen veel minder trouw waren aan een gekozen plek. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat de aantalsvermindering van de drie soorten vooral veroorzaakt is door habitatvernietiging als gevolg van inpoldering van buitendijkse gebieden na 1960. Sinds het eind van de jaren tachtig is de bescherming van de Waddenzee duidelijk verbeterd en hebben er geen inpolderingen meer plaatsgevonden. De kwelders konden daardoor weer aangroeien. Parallel hieraan zijn de aantallen overwinterende Strandleeuweriken, Fraters en Sneeuwgorzen langs de Duitse kust weer toegenomen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]