Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Black J.M., Deerenberg C. & Owen M. (1991) Foraging behaviour and site selection of Barnacle Geese Branta leucopsis in a traditional and newly colonized spring staging habitat. ARDEA 79 (2): 349-358
De Brandganzen die op Spitsbergen broeden en in Schotland overwinteren pleisteren in mei gedurende ongeveer drie weken op Noorse eilanden die tot op 50 km uit de kust liggen, iets ten zuiden van de poolcirkel. Het aantal pleisterende ganzen hangt samen met het agrarische beheer van het eiland. Het aantal ganzen is groter wanneer er schapen worden gehouden dan wanneer het eiland aan zijn lot wordt overgelaten (Fig. 2). Sedert 1980 verplaatst een toenemend deel van de populatie zich naar eilanden met gecultiveerde graslanden die dichter bij het vasteland liggen. Daarbij zijn relatief veel jonge ongepaarde ganzen betrokken. In dit artikel wordt nagegaan in hoeverre deze verplaatsing kan worden verklaard door een verbetering van de voedselomstandigheden. De gecultiveerde graslanden, waarin Phleum pratense (timotheegras) domineert, worden 's ochtends vroeg en laat in de namiddag bezocht door de ganzen (Fig. 3). De bezoekintensiteit, gemeten aan keuteldichtheden, is positief gecorreleerd met de aanwezige biomassa (Fig. 4). Op de eilanden met gecultiveerde graslanden verblijven de ganzen meestal in grotere groepen dan op eilanden met een natuurlijke vegetatie, waar gepaarde ganzen zich overdag vaak zelfs afzonderen van de groepen (Fig. 5). De effectieve foerageertijd van deze afzonderlijke paren wordt hierdoor verkleind (Tabel 1). Op de eilanden met gecultiveerd grasland wordt minder tijd aan foerageren besteed en meer tijd aan rusten dan op de eilanden met natuurlijke vegetaties (Fig. 6). Het dieet bestaat op de eilanden met gecultiveerd grasland vooral uit timotheegras (Fig. 7), waarvan het eiwitgehalte hoger is (Tabel 2) dan van beemdgras (Poa) en rood zwenkgras (Festuca), dat vooral op de eilanden met natuurlijke vegetaties wordt gegeten. Bovendien groeit timotheegras sneller dan de andere grassoorten (Fig. 8). Op de Noorse eilanden treedt een snel herstel op van de conditie van de ganzen (Fig. 9). Op de eilanden met gecultiveerd grasland blijken de ganzen ongeveer drie dagen eerder dan op de andere eilanden de juiste conditie bereikt te hebben om weg te trekken. Dat verschil is waarschijnlijk de oorzaak van de gevonden verschillen in het voortplantingssucces. Van de ganzen die op de eilanden met gecultiveerd grasland pleisterden keerde in 1988 ruim 18% in Schotland terug met jongen, terwijl van de ganzen die op eilanden met een natuurlijke vegetatie pleisterden nog geen 10% met jongen terugkeerde (Tabel 3).


[close window] [previous abstract] [next abstract]