Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Sanz J.J. (1998) Effect of habitat and latitude on nestling diet of Pied Flycatchers Ficedula hypoleuca. ARDEA 86 (1): 81-88
Dit is een literatuuronderzoek op grond van 17 gepubliceerde studies naar de samenstelling en de diversiteit van het aan jonge Bonte Vliegenvangers in Europa aangeboden voedsel. Er worden vergelijkingen gemaakt tussen het dieet in loof- en naaldbossen en er wordt gezocht naar verbanden tussen dieet, breedtegraad en legselgrootte. Vlinderachtigen (Lepidoptera), waarvan rupsen een groot deel uitmaken, vormen het belangrijkste type prooien dat door Bonte Vliegenvangers bij het nest wordt aangebracht. Kevers (Coleoptera) zijn relatief belangrijk voor Bonte Vliegenvangers in naaldbossen. Het percentage rupsen binnen de vlinderprooien is hoger in loof- dan in naaldbossen. Er bestaat geen verband tussen het percentage rupsen (ten opzichte van adulte vlinders) en breedtegraad en daarmee kan de hypothese van Slagsvold, dat in het noorden zangvogels zoals vliegenvangers slechter in staat zijn om de broedtijd zo uit te kienen dat de jongentijd samenvalt met de rupsentijd, verworpen worden. Er worden ook geen correlaties gevonden tussen de variatie binnen het kuiken- dieet en breedtegraad of legselgrootte. Daarmee wordt ook een tweede hypothese uit de literatuur verworpen dat een eenzijdiger dieet leidt tot een kleinere legselgrootte en dat dit juist in het hoge noorden voor zou komen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]