Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Pap P.L., Vágási C.I., Tökölyi J., Czirják G.Á. & Barta Z. (2010) Variation in haematological indices and immune function during the annual cycle in the Great Tit Parus major. ARDEA 98 (1): 105-112
Het onderhoud van het inwendig afweersysteem van vogels kost energie en bouwstoffen. Vogels bezuinigen hierop zodra dat mogelijk is. Daarom is te verwachten dat de activiteit van het afweersysteem, afhankelijk van de ‘afweging’ van kosten en baten, aan fluctuaties onderhevig is. Gedurende twee jaren werd in Centraal-Roemenië bij Koolmezen Parus major bloed geprikt om te onderzoeken hoe sterk deze fluctuaties zijn. De bloedmonsters werden onderzocht op de hematocrietwaarde (gehalte aan rode bloedcellen), de aantallen van twee typen witte bloedlichaampjes (heterofielen en lymfocyten), de verhouding tussen deze twee (een maat voor de mate van stress waaraan de vogel is blootgesteld) en de concentratie aan afweerstoffen (immunoglobulines). De hematocrietwaarde nam in het voorjaar en de zomer sterk af, bereikte in de nazomer tijdens de rui een dieptepunt en nam daarna weer toe tot een piek in de winter en het voorjaar werd bereikt. De H/L-verhouding (toename aantal heterofielen, afname lymfocyten) was het hoogst in juli, tijdens de eerste helft van de ruiperiode. De toename van de H/L-verhouding in de loop van het broedseizoen is waarschijnlijk een weerspiegeling van de verhoogde stress waaronder de vogels tijdens die periode leefden. Bovendien kan hierbij een rol gespeeld hebben dat de werking van het afweersysteem wordt onderdrukt om voldoende energie vrij te maken voor bijvoorbeeld het voeren van de jongen. Na het broedseizoen keerden de aantallen heterofielen en lymfocyten, evenals de H/L-verhouding weer terug naar het niveau van vóór het broedseizoen. Het gehalte aan immunoglobulines vertoonde een seizoenpatroon dat veel leek op dat aan heterofielen, hoewel de hoogste waarden iets later (tijdens de tweede helft van de rui, in juli–september) werden bereikt. Uit het onderzoek blijkt dat Koolmezen door het jaar heen een zeer variabel afweersysteem hebben, waarbij grote verschillen in patroon tussen de afzonderlijke onderdelen van het afweersysteem bestaan. De oorzaak van deze verschillen blijft in dit beschrijvend onderzoek duister, maar vermoed wordt dat elke component een eigen gevoeligheid voor stress, parasieten en hormonen heeft. Na het uitvliegen van de jongen veranderde opmerkelijk weinig in de samenstelling van het bloed. Alleen het gehalte van immunoglobulines liet een toename zien.


[close window] [previous abstract] [next abstract]