Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Piersma T., van der Velde M., Mohamed El-Hacen E-H., Lok T. & Overdijk O. (2012) Molecular verification of the subspecies status of the Mauritanian Spoonbill Platalea leucorodia balsaci. ARDEA 100 (2): 131-136
In 1974 gaven de Franse vogelkundigen R. de Naurois en F. Roux aan de Lepelaars Platalea leucorodia die op de Banc d’Arguin in Mauretanië broeden de ondersoortnaam balsaci. De Lepelaars van de Banc d’Arguin zijn aanzienlijk kleiner dan de Europese broedvogels (ondersoort leucorodia), missen ze in hun broedkleed de gele borstveren die de Europese vogels kenmerken en is hun bovensnavel egaal zwart (zonder de gele vlekken op de lepel van de Europese soortgenoten). Op grond van deze verschillen werden de broedvogels van Mauretanië als een aparte ondersoort beschreven. Het aardige van leucorodia en balsaci is dat ze ’s winters samen voorkomen op de Banc d’Arguin. Niemand is later op dit ondersoortvraagstuk teruggekomen. In dit artikel onderzoeken we met een gestandaardiseerde moleculaire methode in hoeverre het nucleaire (en ‘neutrale’ d.w.z. niet-coderende) DNA van Nederlandse en Mauretaanse Lepelaars van elkaar verschilt. Verreweg het grootste deel (93,7%) van de variatie in het voorkomen van verschillende lengtes DNA met repeterende basisvolgorden (de zogenaamde ‘microsatellieten’) is te vinden binnen de twee broedgebieden en 6,3% komt door variatie tussen de Lepelaars van de Waddenzee (leucorodia) en Banc d’Arguin (balsaci). Al lijkt die 6,3% misschien niet veel, het is zelfs groter dan wat wordt gevonden in de meeste andere studies van trekvogels waarbij ondersoorten worden vergeleken. Niettemin geven de verschillen en overeenkomsten in DNA aan dat er niet alleen sprake moet zijn van een grote ‘gene flow’ (uitwisseling van genen) tussen de kolonies in de Waddenzee onderling, maar ook een beetje tussen die van de Waddenzee en de Banc d’Arguin. Voor de eerste gedachte is direct bewijs voorhanden door de meldingen van vogels die op de Waddeneilanden van kleurringen zijn voorzien en later op 2–13 jarige leeftijd in andere kolonies zijn gaan broeden (de kolonie van Schiermonnikoog groeide mede door aanwas van vogels die op Vlieland en Terschelling waren geboren). Voor de tweede gedachte is veel minder direct bewijs voorhanden, maar toch zijn er verschillende waarnemingen van in Europa als kuiken gekleurringde Lepelaars die copuleren, nestmateriaal delen of zelfs kuikens voeren in kolonies van balsaci op de Banc d’Arguin. Op grond van de gepresenteerde genetische waarnemingen schatten we dat er per generatie 4–5 individuen tussen de twee ver van elkaar gelegen broedgebieden switchen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]