Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Hedh L. & Hedenström A. (2016) Autumn migration strategies and trapping numbers in the Common Ringed Plover Charadrius hiaticula in southern Sweden. ARDEA 104 (3): 227-237
In dit artikel wordt de trekstrategie van twee ondersoorten van de Bontbekplevier Charadrius hiaticula (de noordelijke ondersoort tundrae en de zuidelijke ondersoort hiaticula) onderzocht tijdens de najaarstrek langs de zuidelijke Oostzee. De trekweg van hiaticula is aanzienlijk korter dan van tundrae, die op zijn trek het gehele verspreidingsgebied van hiaticula passeert (‘leap-frog migration’). Er wordt verondersteld dat hiaticula op deze wijze probeert om het energieverbruik te minimaliseren. Van tundrae wordt verondersteld dat het de trektijd probeert te minimaliseren: een langere trekweg kost meer tijd, waardoor de tijd die nodig is voor bijvoorbeeld rui en broeden in het gedrang kan komen. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van biometrische gegevens die in de periode 1946-2012 verzameld zijn in het Zweedse Ottenby Vogelringstation in zuidelijk Öland. Doel van het uitgevoerde onderzoek was te testen of de twee ondersoorten inderdaad energie (hiaticula) dan wel tijd (tundrae) proberen te besparen. Bij het onderscheid tussen beide ondersoorten is gebruikgemaakt van de afname in vleugel- en kop-snavellengte in de loop van het seizoen. hiaticula trok vroeger in het seizoen (juli – half augustus) door dan tundrae (eind juli – eind september). Ook de timing van de doortrek van de leeftijdsgroepen verschilde tussen de ondersoorten: juveniele en adulte hiaticula trokken tegelijkertijd door, terwijl bij tundrae juveniele vogels later doortrokken dan adulte vogels. Deze timing van de trek past in het beeld dat eerder onderzoek schetst. De vetreserves namen gedurende het seizoen bij juveniele tundrae toe. Een dergelijke toename werd niet bij de andere groepen gevonden. De dagelijkse opvetsnelheid was laag vergeleken met andere steltlopersoorten die Ottenby gebruiken als tussenstop. Tussen beide ondersoorten was er in dit opzicht geen verschil. tundrae maakte echter korter gebruik van het gebied dan hiaticula. Er was geen verschil in de gemiddelde treksnelheid (tijd nodig om de afstand tussen twee plaatsen te overbruggen, inclusief de tussenstoptijd) tussen de ondersoorten, hoewel in tundrae een hogere maximumsnelheid (dus kortere tussenstoptijd) werd gemeten. Er was veel variatie tussen jaren in de aantallen van de verschillende jaarklassen van beide ondersoorten, maar gemiddeld werden van hiaticula jaarlijks 8 adulte en 37 juveniele vogels gevangen. In tundrae daarentegen was de verhouding adulte en juveniele vogels gelijk, wat suggereert dat bij deze ondersoort beide leeftijdsklassen het gebied even intensief gebruikten. Het verloop van de hoeveelheid vetreserves van hiaticula in de loop van het seizoen komt niet overeen met die van een ‘energiebespaarder’. De kortere tussenstoptijd en het positieve verband tussen vetreserves en de tijd bij tundrae passen daarentegen goed in het beeld van een ‘tijdbespaarder’. Desalniettemin blijven er veel onzekerheden bestaan en voortgezet onderzoek op meer plekken langs de trekroute is nodig om de trekstrategieën van beide ondersoorten goed te begrijpen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]