Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Dirksen S., Boudewijn T.J., Noordhuis R. & Marteijn E.C.L. (1995) Cormorants Phalacrocorax carbo sinensis in shallow eutrophic freshwater lakes: Prey choice and fish consumption in the non-breeding period and effects of large-scale fish removal. ARDEA 83 (1): 167-184
meldingen van sinensis (84%) in het binnenland worden gedaan (Tabel 2). Een dergelijke scheiding is ook waarneembaar tussen Franse kolonies langs de kust en die gelegen in het binnenland (97%, resp. 16% van alle meldingen in kustgebieden). Blijkens aflezingen van kleurringen is ook binnen de broedgebieden nog een scheiding tussen beide vormen aanwezig, zowel qua areaal als biotoop (carbo voornamelijk op kliffen en sinensis voornamelijk in bomen). Recente vestigingen van Nederlandse vogels in een kolonie in het binnenland van Oost-Engeland duiden op dat enige druk plaatsvindt vanuit het continent in de richting van traditioneel carbo areaal op de Britse Eilanden. Zowel in Engeland als in het binnenland van Frankrijk, gaat het hiermee om door carbo ongebruikte gebieden. De auteur denkt dat hier niet zozeer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, dan wel van een herstel van de situatie in de eerste helft van de eeuw. Volgens een bepaald patroon reageren vispopulaties op de toenemende eutrofiering (vermesting) van het water. Dit patroon is echter plaatselijk verschillend; het hangt sterk af van de situatie v66r de vermesting begon. Er is overal een trend naar onevenwichtige, sterk in de tijd veranderende vispopulaties waarin kleine, kort levende soorten domineren die snel geslachtsrijp worden zoals Baars Perca fiuviatilis, Pos Gymnocephalus cemuus, Spiering Osmerus eperlanus en karperachtige (cypriniden) als Blankvoorn Rutilus rutilus en Brasem Abramis brama. Blankvoorn, Baars, Pos en Spiering worden door Aalscholvers eerder gepredeerd dan de Brasem, met zijn hoge rug. Deze selectie is opvallend, zeker in wateren waarin de Brasem domineert in aantal en gewicht. Het vissen in groepsverband op schoolvormende vissoorten als Baars, Pos, Spiering en Blankvoorn in betrekkelijk troebele, eutrofe en hypertrofe meren (fosfaat gehalte tussen 100 en 500 mg/m3 en uitschieters naar 1.000 mg/m3) met weinig of geen waterplanten kan men beschouwen als een aanpassing van de Aalscholverpopulatie aan de vermesting van het water door de mens. De biomassa aan vis in zulke meren kan enorm ho


[close window] [previous abstract] [next abstract]