Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Andreu J. & Barba E. (2006) Breeding dispersal of Great Tits Parus major in a homogeneous habitat: effects of sex, age, and mating status. ARDEA 94 (1): 45-58
Veel vogels maken een nest op de plek waar ze het vorig jaar hebben gebroed. Dat is begrijpelijk gezien de kennis van de lokale situatie die over de jaren opgebouwd wordt. Toch kan het in bepaalde situaties gunstig zijn om juist niet in de buurt van het vorige nest te broeden. Onze kennis over plaatskeuze van het nest van het ene op het andere jaar is nog zeer onvolledig. De onderhavige studie had als doel patronen hierin bij Koolmezen Parus major te beschrijven. De studie onderzocht dispersie – de keuze van een nieuw territorium van het ene op het andere jaar – van volwassen Koolmezen in een gebied bestaande uit uitgestrekte sinaasappelplantages in het oosten van Spanje. Het gebied was betrekkelijk homogeen, waardoor territoria vermoedelijk weinig in kwaliteit verschilden, zodat de noodzaak om tussen jaren te verhuizen in beginsel gering was. Het studiegebied besloeg 85–110 ha, waarbinnen maximaal 150 nestkasten hingen. Het merendeel hiervan was bezet. Vogels werden gevangen, en vervolgens geringd, tijdens het voeren van de jongen. Zo werden over een periode van 11 jaren 482 waarnemingen verzameld over de plaatskeuze van geringde vogels tussen opeenvolgende jaren. De meeste vogels (67%) vestigden zich van het ene op het andere jaar in hetzelfde territorium, waarbij de afstand tussen de opeenvolgende broedpogingen minder dan 50 m was. De kans dat een vogel een ander territorium opzocht, nam af naarmate de vogels ouder werden. Dat gold zowel voor mannetjes als voor vrouwtjes. Vogels die zich in een ander territorium vestigden, verplaatsten zich over een geringe afstand: 92% verhuisde over een afstand van minder dan 200 m. Jonge vrouwtjes (één jaar oud) verplaatsten zich over grotere afstanden dan volwassen mannetjes. Voor jonge mannetjes en volwassen vrouwtjes werden intermediaire afstanden gemeten. Ongeveer twee derde van de vogels was tussen opeenvolgende jaren met dezelfde partner gepaard, althans voor zover deze nog in leven was. Mannetjes en vrouwtjes met een nieuwe partner vestigden zich beide vaker elders dan vogels met dezelfde partner. Bovendien was de dispersieafstand groter na het aangaan van een nieuwe paarband, hoewel dit niet voor mannetjes gold. Kiezen van een nieuwe partner volgde meestal op de dood van de vorige, maar in 24–31% van de gevallen leefde de partner van het vorig jaar nog en was er dus sprake van een ‘scheiding’. De kans op dispersie was voor gescheiden vogels gelijk aan vogels die hun partner hadden overleefd. De verplaatste afstanden waren echter voor weduwen groter dan voor weduwnaars of gescheiden vogels. De waarnemingen aan Koolmezen blijken goed overeen te komen met trends bij andere zangvogels: (1) vrouwtjes verplaatsen zich meer dan mannetjes; (2) de kans om zich te verplaatsen neemt af met de leeftijd; (3) dispersie komt meer voor na het kiezen van een nieuwe partner. Maar er zijn vele uitzonderingen. Er is meer onderzoek nodig om te begrijpen hoe factoren als sekse, leeftijd, partnerkeuze alsmede habitatkenmerken precies op elkaar inwerken en zo verschillen in patronen van dispersie binnen en tussen populaties van dezelfde soort teweegbrengen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]