Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

DIRKSEN S, SPAANS AL, VAN DER WINDEN J & VAN DEN BERGH LMJ (1998) Nachtelijke vliegpatronen en vlieghoogtes van duikeenden in het IJsselmeergebied. LIMOSA 71 (2): 57-68.

Het IJssel- en Markermeer vormen samen het grootste aaneengesloten zoetwatermeer in ons land. Het relatief ondiepe, sterk eutrafe meer heeft een hoge biomassa aan plantaardig plankton en, plaatselijk, een rijke bodem- en visfauna. Het is daardoor een zeer belangrijk rui-, doortrek- en overwinteringsgebied voor grate aantallen vis- en schelpdieretende watervogels (o.a. Beintema et al. 1980, van Eerden & Bij de Vaate 1984, Osieck & Winkelman 1990, Beintema et al. 1993, Koffijberg & van Eerden 1994, de Leeuw 1997). Aangezien de aantallen van verscheidene vogelsoorten de 1%-norm overschrijden, is het gebied een wetland van internationale betekenis (o.a. Roath 1989, Beintema et al. 1993, van den Tempel & Osieck 1994, Noordhuis et al. 1995). Onder de vele soorten die in het IJsselmeergebied pleisteren, vallen onder meer de grote aantallen duikeenden op, met als belangrijkste soorten de Toppereend Aythya marila, Kuifeend A. juligula, Tafeleend A. jerina, Brilduiker Bucephala clangula, Grate Zaagbek Mergus merganser en het Nonnetje M. albellus.
      De meeste vogelsoorten die van het gebied gebruik maken, foerageren overdag en slapen ' s nachts. Kuif-, Tafel- en de meeste Toppereenden hebben een tegenovergesteld ritme. Zij foerageren ,s nachts op vrij grate afstand uit de kust op Driehoeksmosselen Dreissena polymorpha, en rusten overdag op het water langs de oevers van het IJsselmeer of op binnendijks gelegen wateren (Beintema et al. 1978, Slager 1987, de Leeuw & van Eerden 1995, de Leeuw 1997). De vliegbewegingen tussen de voedsel- en rustgebieden vinden voor beide categorieen vogels rand de avondschemering en het ochtendgloren plaats.
      Het IJssel- en Markermeer liggen in een gebied met veel wind. Initiatiefnemers van windenergieprajecten willen dan ook graag in en rand het IJssel- en Markermeer windturbines plaatsen. Vogels kunnen echter, al naar gelang de lokale situatie, ernstige of minder ernstige hinder van windturbines ondervinden (overzicht in Winkelman 1992a-d). In de eerste plaats kunnen vogels tegen de wieken, rator of mast aan vliegen, of door luchtwervelingen (het zag) achter de windturbine tegen de grand geslagen worden. Ret aanvaringsrisico is het grootst in het donker en in de late avond- en vroege ochtendschemering. In de tweede plaats kunnen door de aanwezigheid, de beweging of het geluid van de turbines de aantallen vogels rand de turbines afnemen. Als gevolg van deze verstoring kan versnippering of verlies van het leefgebied van vogels optreden. Dit laatste treedt bij verscheidene soorten duikeenden op (Winkelman 1989). Roe groot het aanvaringsrisico voor duikeenden op het IJssel- en Markermeer is, is niet bekend. Om die kans te kunnen inschatten, is in de eerste plaats meer informatie nodig over het exacte tijdstip van de voedsel- en slaaptrek en over de vlieghoogte van de eenden bij de verplaatsingen in het donker. In dit artikel wordt op beide vragen ingegaan (zie oak Dirksen et al. 1996).

[gratis pdf] [english summary]



limosa 71.2 1998
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster