Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

NOLET B, KÖLZSCH A, OOSTERBEEK K, & VRIES P. DE (2014) Pleisterplaatsen van geloggerde Kleine Zwanen. LIMOSA 87 (2): 149-155.

Bepalen welke gebieden de belangrijkste pleisterplaatsen van trekvogels zijn, gebeurt doorgaans aan de hand van getelde aantallen. Nu we individuele vogels met high-tech middelen op hun trek kunnen volgen, kunnen we ook vanuit het perspectief van de vogels kijken. Dit opent de mogelijkheid om te bepalen welke plaatsen het meest en/of het langst door gezenderde of geloggerde vogels worden bezocht. Het voordeel van deze methode is dat voor mensen slecht toegankelijke plaatsen niet ondervertegenwoordigd raken in de waarnemingen. Hier illustreren we deze methode met gegevens van met GPS-loggers uitgeruste Kleine Zwanen.

Kleine Zwanen Cygnus bewickii trekken heen en weer tussen hun overwinteringsgebied in de landen rondom de Noordzee en hun broedgebied in de Europees-Russische toendra. De relatief grote vogels kunnen deze afstand (ca. 3500 km) niet in één keer afl eggen, maar hebben op hun weken- tot maandenlange reis meerdere pleisterplaatsen nodig om bij te tanken (Beekman et al. 1996). Tijdens een groot deel van de trek foerageren Kleine Zwanen op waterplanten (Beekman et al. 1991). Paartjes trekken samen (Rees 1987).
      De najaarstrek verloopt sneller dan de voorjaarstrek. In de periode 1993-2003 bleken met ptt-satellietzenders uitgeruste Kleine Zwanen de Dwinabaai in de Witte Zee in het najaar over te slaan, terwijl ze daar in het voorjaar twee weken pleisterden (Beekman et al. 2002, Rees 2006). Een mogelijke verklaring is dat de waterplanten in de Dwinabaai door getijdewerking slechts ongeveer 12 uur per dag voor de zwanen beschikbaar zijn (Nolet et al. 2001), terwijl de vogels in de noordelijker gelegen Korovinskayabaai in de Petsjoradelta 24 uur per dag kunnen foerageren (Klaassen et al. 2010). De zwanen zijn daarom uiteindelijk sneller af wanneer ze in het najaar wat langer in de Korovinskayabaai blijven hangen, om zo vet te worden dat ze de Dwinabaai kunnen overslaan (Beekman et al. 2002).
      Afgaande op watervogeltellingen liggen de belangrijkste pleisterplaatsen van Kleine Zwanen langs de Elbe (Wahl & Degen 2009), in Estland (Luigujõe et al. 1996), in de Dwinabaai (Nolet et al. 2001) en in de Korovinskayabaai in Noord- Rusland (Rees et al. 1997). Gezien de verspreiding van vogeltellers is het onwaarschijnlijk dat er in het zuidelijk deel van de trekroute belangrijke plekken zijn gemist, maar voor het noordelijk deel is dit niet ondenkbaar. Hier rapporteren we over de meest en/of langst gebruikte pleisterplaatsen van met gps-loggers gevolgde Kleine Zwanen en vergelijken die met de door tellingen geïdentifi ceerde pleisterplaatsen.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 87.2 2014
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster