Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Coleman R.A., Salmon N.A. & Hawkins S.J. (2003) Sub-dispersive human disturbance of foraging Oystercatchers Haematopus ostralegus. ARDEA 91 (2): 263-268
De verstoring van foeragerende steltlopers door menselijke aanwezigheid langs de kust is een bekend fenomeen. In veel eerdere studies werden verstoringen onderzocht die tot verplaatsingen (dispersie) van foeragerende of rustende vogels aanIeiding gaven. Daarbij werden correlaties gevonden zonder dat er van een controlegroep sprake was. In dit artikel wordt een experiment voorgesteld en beproefd waaruit blijkt dat ook steltlopers die niet opvliegen door verstoring, hun gedrag zo aanpassen dat het foerageersucces afneemt. Voorspeld werd dat de verstoorde groepen vogels voordat ze daadwerkelijk opvlogen, (I) grotere stukken zouden lopen dan norroaaI en (2) meer tijd waakzaam om zich heen zouden kijken, waardoor (3) de efficientie bij het foerageren zou afnemen. Experimentele verstoringen werden aangericht onder foeragerende Scholeksters Haematopus ostralegus in Calshot Spit, Hampshire, Groot-Brittannie. De gebruikelijke door mensen veroorzaakte verstoring Yond plaats wanneer wandelaars, met of zonder hond, het gebied bezochten. Fooragerende Scholeksters werden steeds 5 minuten lang gevolgd, waarbij hun gedrag werd beoordeeld en ingesproken in een bandrecorder. Hierbij werden de volgende gedragingen geregistreerd: waakzaam rondkijken, lopen (stappen sec-I), voedselopname (aantal pogingen 5 min-I) en foorageersucces (aantal succesvol ingeslikte prooien). Een assistent voorde de experimentele verstoringen uit door bij herhaling een fooragerende groop Scholeksters lopend te benaderen. De voorspelde gedragsveranderingen kwamen uit, maar eveneens werd duidelijk dat er snel gewenning optrad bij herhaalde, min of meer identieke verstoringen. Tot voor kort werd aangenomen dat menselijke verstoringen geen wezenlijke effecten op populatieniveau behoeven te hebben zolang er maar voldoonde altematieve voodselgebieden voorhanden zijn, zodat de fitness kosten van de verstoring gecompenseerd zouden kunnen worden. De auteurs vragen zich echter af welke verstoringsniveaus daadwerkelijk vluchtgedrag veroorzaken en of de beschikbaarheid van altematieve gebieden daar iets aan zou kunnen veranderen. Een belangrijke conclusie van deze studie is dat er voorafgaande aan vluchtgedrag al aanzienlijke fitness kosten optreden die verdisconteerd zouden mooten worden in modellen waarmee de effecten van verstoringen worden berekenend.


[close window] [previous abstract] [next abstract]