Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Hartley I.R. & Shepherd M. (1994) Nesting success in relation to timing of breeding in the Corn Bunting on North Uist. ARDEA 82 (1): 173-183
Gedurende vier jaar werden op North Uist, een eiland van noordwestelijk Schotland, gegevens verzameld over 211 nesten van de Grauwe Gors. Per seizoen, dat loopt van eind mei tot eind augustus, wordt per broedpaar meestal slechts een legsel geproduceerd (Fig. 1). Meer dan de helft van de broedpogingen levert tenminste een uitvliegend jong op. Het succes per ei is maximaal in het midden van het seizoen (Fig. 2). Het mislukken is het gevolg van predatie, vooral in het begin van het seizoen, waarschijnlijk doordat de vegetatie, met name de berenklauw later in het seizoen meer dekking biedt (Figs 4 en 5). Ook het verlaten van de eieren of de jongen door de ouders is een tamelijk belangrijke factor voor mislukken (Tabel). Het aantal malen dat er voedsel naar het nest wordt gebracht verandert niet merkbaar in de loop van het seizoen (Fig. 3). Er zijn sterke aanwijzingen dat het broedsucces niet beperkt wordt door de beschikbaarheid van voedsel. De voedselsituatie lijkt dermate rijk te zijn dat de assistentie van het mannetje bij de broedzorg beperkt kan blijven en polygamie veelvuldig voorkomt. Nagegaan is tenslotte in hoeverre de datum waarop het eerste ei gelegd wordt bepalend is voor het uiteindelijke broedsucces en de fitness van het wijfje. Het voorspelde aantal vliegvlugge jongen per nest neemt snel toe vanaf het begin van de broedperiode en blijft dan ongeveer constant (Fig. 6). Het voorspelde aantal vliegvlugge jongen per seizoen heeft een heel ander verloop door de mogelijkheid van vervangingsof vervolglegsels. Wijfjes die in juni beginnen met leggen (vrij kort na het begin van het seizoen) hebben de beste voortplantingskansen (Fig. 7).


[close window] [previous abstract] [next abstract]