Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BEINTEMA AJ (1992) Mayfield moet: oefeningen in het berekenen van uitkomstsucces. LIMOSA 65 (4): 155-162.

Het lijkt zo eenvoudig, het bepalen van broedsucces. Je zoekt een heleboel nesten en kijkt dan welk percentage daarvan uitkomt, zou je zeggen. In de praktijk wordt dat ook vaak zo gedaan. Helaas schuilen er veel addertjes onder het gras en is de hierboven geschetste klassieke methode fout. Ruim 35 jaar geleden toonde Snow (1955) aan dat de klassieke methode een systematische overschatting van het broedsucces geeft, tenzij men aIle nesten vanaf de eerste legdag onder controle heeft. In de praktijk zal dat zelden zo zijn. De fout is dat de nesten die verloren gaan vaar ze gevonden kunnen worden, niet meedoen. Ik heb dat weI eens geprobeerd te verduidelijken met een hypothetische vogel die tijdens zijn hele broedduur zware verliezen lijdt door predatie, maar die voor mij zo verborgen leeft dat ik zijn nest pas vlak voor het uitkomen kan vinden, omdat hij dan plotseling een voor mij opvallend gedrag vertoont. Een groot deel van de nesten wordt voortijdig opgegeten en zal nooit door mij worden gevonden. De nesten die ik vlak voor het uitkomen vind, komen vrijwel zeker uit. Als ik concludeer dat het broedsucces bij deze 800rt zeer hoog is, zit ik dus fout. Er zijn diverse oplossingen bedacht, zoals de modified standard method, (Snow 1955, Willis 1981) en de Woolfenden-Rohwer method (Willis 1981), waarbij aIle nesten die al aanwezig waren aan het begin van de onderzoekperiode, of nog aanwezig waren aan het einde, buiten de analyse worden gelaten. Ook deze methoden hebben hun bezwaren. Niet aIleen moet men een hoop gegevens weggooien, maar ook blijkt de kans groot dat men juist succesvolle nesten weglaat, omdat die langer aanwezig zijn dan mislukte en daardoor meer kans lopen de begin- of einddatum van de onderzoekperiode te overschrijden. Dertig jaar geleden kwam Mayfield (1961) met de oplossing. Hij introduceerde de daily survival rate (dagelijkse overlevingskans), dat is de kans dat een legsel dat er vandaag ligt, er morgen nog ligt. Door dat getal te verheffen tot de macht gelijk aan het aantal dagen dat het legsel moet liggen om uit te komen (broedduur plus legduur) krijgt men een schatting van de uitkomstkans. Het vervelende van die dagelijkse overlevingskans is dat het voor veel mensen een nietszeggend getal is. Een tabelletje met uitkomst- en verliespercentages, hoe foutief ook, spreekt meer aan. Over de hardnekkigheid van dit verschijnsel werd eerder geklaagd door Mayfield (1975) en Johnson (1979).

[gratis pdf] [english summary]



limosa 65.4 1992
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster