Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

DIRKSEN S (1996) Korte bijdragen: Aantallen Krooneenden Netta rufina in nazomer en herfst opde Gouwzee fluctueren met broedsucces Nederlandse populatie. LIMOSA 69 (3): 131-133.

Krooneend Netta rufina In 1992 ontdekte Zomerdijk (1993) dat er in de periode augustus - november een flinke groep Krooneenden op en rond de Gouwzee verbleef. Het maximum in dat jaar was 117 vogels. Krooneenden staan bekend als kranswiereters. En juist kranswieren (Nitellopsis obtusa) hadden recent in het westelijk deel van de Gouwzee een dichte onderwatervegetatie gevormd (Doef et al. 1994). Aansluitend onderzoek in 1993 (Ruiters 1994, Ruiters et al. 1994) toonde aan dat de Krooneenden inderdaad op de kranswieren afkwamen, samen met o.a. vele duizenden Meerkoeten. Zomerdijk (1993) veronderstelde dat het aantal vogels zodanig hoog was dat een deel van de Krooneenden van buiten Nederland afkomstig zou moeten zijn, bijvoorbeeld uit de dichtstbijzijnde broedplaatsen in Schleswig-Holstein. Van Krooneenden is bekend dat ze zich gemakkelijk in grotere aantallen over flinke afstanden verplaatsen als er zich ergens gunstige foerageeromstandigheden voordoen (zie voorbeelden in Van der Winden et al. 1994). Tijdens het onderzoek van Ruiters in 1993 werden ook regelmatige tellingen georganiseerd op andere plaatsen waar innazomer en herfst Krooneenden verwacht konden worden. Deze activiteiten inspireerden Van der Winden et ai. (1994) tot het samenstellen van een overzicht van het weI en wee van de Krooneend in Nederland. Zij concludeerden dat het maximum aantal dat in de nazomer en herfst van 1993 in Nederland werd vastgesteld (c. 120 ex.) ongeveer overeen kwam met het totaal van het aantal broedparen en hun uitgevlogen jongen in dat jaar. In 1994 en 1995 werd er wederom regelmatig op de Gouwzee geteld (figuur 1). In 1994 kwam de aantalsontwikkeling overeen met die in 1993, maar het maximum (88) lag aanzienlijk lager. In 1995 bleven de aantallen lang laag, maar in oktober werd een piek bereikt van maar liefst 140 Krooneenden, ongetwijfeld de grootste groep die sinds de jaren zeventig in ons land is waargenomen. In het kader van de activiteiten van de Werkgroep Vogelinventarisatie Utrecht (WVU) is de laatste jaren in toenemende mate aandacht besteed aan het voorkomen van Krooneenden in het belangrijkste broedgebied van de soort in Nederland: Vinkeveense Plassen, Botshol en Polder Demmerik. In 1995 werd, in aansluiting op de inventarisaties, in al deze gebieden geprobeerd zo goed mogelijk te bepalen hoeveel jongen er groot werden. Voor de jaren daarvoor werden alle in het archief van de WVU beschikbare gegevens nog eens goed doorgenomen op informatie over broedsucces. In tabell zijn alle beschikbare gegeyens over de omvang van de broedpopulatie en het broedsucces samengevat. De gegevens, met name die van de Vinkeveense Plassen, zijn niet geheel compleet. De verschillende jaren zijn daarom minder goed vergelijkbaar, hetgeen alles te maken heeft met het karakter van het gebied: groot, onoverzichtelijk (dus bewerkelijk) en door het sterk recreatieve karakter niet direct aantrekkelijk voor vogelaars. Desondanks ontstaater, samen met de meer continu verzamelde gegevens uit Botshol, een redelijk beeld van het broedsucces en de aantalsontwikkeling. In 1993 en 1994 hadden de Krooneenden in de

[gratis pdf] [english summary]



limosa 69.3 1996
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster