Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

TEIXERA R (2003) Broedgeval van Roodhalsfuut Podiceps grisenga op het Groote Meer in 2002. LIMOSA 76 (1): 23-24.

Op 6 april 2002 werd een rustende adulte Roodhalsfuut waargenomen in de dichte drijvende vegetatie van het oostelijk deel van het Groote Meer in westelijk Noord-Brabant. Het bezoek aan dit gebied was speciaal gericht op het bepalen van het broedbestand van de Geoorde Fuut P. nigricollis. Tijdens het volgende bezoek op 20 april werd geen Roodhalsfuut gezien. Bij het daarop volgende op 2 juni waren twee Roodhalsfuten aanwezig, die zich duidelijk als paar gedroegen. Een licht, weinig contrastrijk getekend dier (het vrouwtje?) zat in broedhouding op een drijvend nest. Het andere, veel duidelijker roodbruin gekleurd (het mannetje?) zwom in de directe omgeving of dobberde wat naast het nest. Bij een nieuw bezoek op 19 juni leek de situatie ongewijzigd. Het lichtgekleurde dier zat weer in broedhouding op het nest. De contrastrijke vogel was bezig het nest verder op te bouwen met kleine stukjes plantaardig materiaal, terwijl de andere vogel bleef broeden. Op 26 juni was het paar nog op en bij het nest te vinden. Vijftig meter verderop was echter een derde vogel aanwezig, duidelijk in broedkleed zoals de donkere vogel van het paar. Deze liet enkele keren een verdragende, jammerlijke, klagende roep horen, welke als territoriumroep bekend staat (Cramp & Simmons 1977). Er was geen interactie waarneembaar tussen dit individu en het paar. Bij mijn volgende bezoek op 6 juli was het paar op de plaats van het nest aanwezig, maar van het nest zelf was niets te zien. De solitaire Roodhalsfuut liet nu voortdurend de roep horen. Het leek ook nu weer geen contact te hebben met het paar, maar was daarentegen in een conflict gewikkeld met een Fuut P. cristatus, waarvan 3-4 paren in dit deel van het Groote Meer broedden, die op dat moment jongen hadden. Op 13 juli waren weer de drie Roodhalsfuten aanwezig, waarvan één exemplaar regelmatig de territoriumroep liet horen. Van een nest of pullen was geen spoor te bekennen. Hierna werd het gebied niet meer door mij bezocht.
      Ook anderen hebben Roodhalsfuten in de regio waargenomen. Op 23 juni bezochten twee leden van de Vogelwerkgroep Bergen op Zoom het Groote Meer. Zij konden het broedpaar gemakkelijk lokaliseren. Een vaal gekleurde vogel zat in broedhouding op het nest en het ander zwom in de omgeving en rommelde er wat aan. Toen de broedende vogel even opstond om zich te rekken of het legsel te keren, kon met de telescoop ten minste één wit ei worden gezien. Gelijktijdig werd uit een andere hoek van het Groote Meer de sinistere roep gehoord, zonder dat een derde vogel in zicht kwam (T. Bakker, H. Bult). Ook Belgische vogelaars namen het broedgeval waar en rapporteerden dat op hun website Noorderkempen. Zij meldden op 23 mei een pleisterend paar, op 11 juni een broedend paar, op 19 juni één broedende vogel en op 16 juli twee pleisterende vogels. Daarna werd op 10, 11 en 12 september op het 4 km oostelijk gelegen Stappersven op de Kalmthoutse Heide in België een juveniele Roodhalsfuut gezien.
      De Roodhalsfuut is een broedvogel van de landen rond de Oostzee, alsmede Centraal- en Oost-Europa (Hagemeijer & Blair 1997). In het meest nabij gelegen zwaartepunt in Denemarken en Noord-Duitsland nam de populatie fors toe van 300 paar in 1980 tot 600 in 1998 (Berndt et al. 2002). Volgens Hagemeijer & Blair (1997) komen onder meer ten gevolge van klimatologische omstandigheden ten zuidwesten hiervan weinig broedgevallen voor. Tot 1980 waren uit Nederland drie broedgevallen bekend; alle uit Noord- en Zuid-Holland (Van Dijk et al. 1994). Daarna werden verscheidene waarschijnlijke broedgevallen gemeld en vanaf 1985 broedt de soort jaarlijks in Drenthe (Vlug 2002). In Noord- Brabant werden vermoedelijke broedgevallen geconstateerd op het Groote Meer in 1985, toen ook een paar met nest werd waargenomen (Teixeira 1990), in 1989 op de Kampina, waar een solitaire vogel een nest bouwde en probeerde een vrouwtje Fuut te benaderen (Poelmans & van Diermen 1997), en in 1998 op het Markiezaat, waar in juni/juli een baltsend paar verbleef (Teixeira 2002). Daarmee is het huidige zekere broedgeval het meest zuidelijke in Nederland. Hagemeijer & Blair (1997) melden twee niet nader gespecificeerde broedgevallen in zowel België als Frankrijk. Volgens Voet & Maes (1981) werd in 1979 en 1985 in België een mislukt broedgeval geconstateerd en in 1978 een succesvol geval in Frankrijk.
      Op het Groote Meer was in 1985 en in 2002 sprake van een opvallend verschil in kleur tussen de vogels van het paar. Volgens Cramp & Simmons (1977) is er geen verschil tussen de seksen. Het onvolwassen zomerkleed is volgens hen niet met zekerheid te onderscheiden van het broedkleed, maar zou minder kleurrijk zijn met een wittere kin en hals. Mogelijk is hier dus sprake van een onvolwassen, maar toch broedende vogel. Bij de Roodhalsfuut broeden beide ouders (Cramp & Simmons 1977), zodat ook op die wijze de geslachten niet zijn te onderscheiden.
      Bij een broedduur van 20-23 dagen en een gebruikelijke legselgrootte van 4-5 eieren, waarbij iedere dag een ei wordt gelegd (Cramp & Simmons 1977) en de aanwezigheid van een broedende vogel vanaf 2 juni, zouden in de periode van 22-29 juni de eieren uitgekomen moeten zijn. Hiervan is niets gebleken; er lijkt eerder sprake te zijn geweest van verstoring. Roodhalsfuten kunnen tot vier maal toe een vervolglegsel produceren (Cramp & Simmons 1977). Of de juveniele Roodhalsfuut begin september op het Stappersven enige relatie heeft met het paar op het Groote Meer zal nooit duidelijk worden. Op de Brabantse zandgronden worden, ook in de trektijd, maar zeer zelden Roodhalsfuten waargenomen (SOVON 1987). De meeste Roodhalsfuten overwinteren op zout of brak water en in Nederland ook langs de grote rivieren (Hagemeijer & Blair 1997, Cramp & Simmons 1977).

[gratis pdf] [english summary]



limosa 76.1 2003
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster