Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

FUCHS P & J VAN DE LAAR (2008) Dispersie en vestiging van jonge Steenuilen.. LIMOSA 81 (4): 129-138.

Jonge vogelsmoeten niet alleen het nest uit, zemoeten ook de ouderlijke woonomgeving verlaten. Dat geldt vooral voor standvogels, die trouw zijn aan hun vestigingsplek. Bij een soort als de Steenuil, die kampt met een afnemend nesthabitat is dan de vraag hoe deze uittocht verloopt. Hoeveel en welke vogels blijven in de buurt van de geboortegrond en welke vertrekken er? Dit onderzoek beschrijft de situatie in de Midden- Betuwe aan de hand van 18 jaar intensief ringen en terugvangen van jonge en volwassen uilen.

In de jaren 1972 t/m 1989 werd vanuit het toenmalige Rijks Instituut voor Natuurbeheer (RIN, vestiging Arnhem) een intensieve studie uitgevoerd naar het wel en wee van een populatie Steenuilen Athene noctua in de Midden-Betuwe (Fuchs 1986). Aanleiding voor het onderzoek was het feit dat in diverse Europese landen een aanzienlijke afname van steenuilpopulaties werd gerapporteerd (Glutz von Blotzheim& Bauer 1980, Fuchs 1982, Exo 1988). Deze werd toegeschreven aan het verlies van geschikte nestholten en een verminderde beschikbaarheid van voedsel (muizen, insecten). Dit fenomeen zou het gevolg zijn van een veranderende landbouwpraktijk en de daarmee verband houdende trend naar schaalvergroting en intensivering van het grondgebruik in het (kleinschalige) agrarische cultuurlandschap.
      In de Midden-Betuwe begon het landschapsbeeld in de loop van de jaren zestig van de vorige eeuw te veranderen, een ontwikkeling die in de jaren zeventig en tachtig doorzette. Daarnaast heeft de uitbreiding van woonkernen en bijbehorende bedrijventerreinen het leefgebied van de Steenuil plaatselijk sterk ingeperkt. De meest ingrijpende landschappelijke verandering was echter het verdwijnen van hoogstamboomgaarden en knotbomen, die de Betuwse Steenuilen vele decennia lang een ruime keuze aan geschikte broedholten hadden geboden.
      Het RIN-onderzoek moest opheldering geven over de vraag hoe de steenuilpopulatie in het onderzoeksgebied Midden-Betuwe door genoemde veranderingen in het landschap werd beïnvloed. Het onderzoek richtte zich onder meer op de vraag hoe de dispersie van jonge Steenuilen feitelijk verloopt en hoe de vestiging van jonge vogels in de broedpopulatie mogelijk wordt beïnvloed door de veronderstelde geringere beschikbaarheid van nestgelegenheid. In dit artikel rapporteren wij over het verloop van deze juvenielendispersie na het broedseizoen. Tot hoever zwermden zij uit?Welk aandeel van de jonge Steenuilen veroverde een plek in de 'eigen' broedpopulatie? En wat waren de kenmerken van deze individuen?

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 81.4 2008
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster