Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

CAMPHUYSEN CJ (2000) Een Schotse armada: de Nederlandse Noordzee als kraamkamer voor Zeekoeten. LIMOSA 73 (3): 113-113.

Zeekoeten broeden in grote kolonies op steile rotsen, vooral in het noordwestelijke deel van de Noordzee. Het legsel bestaat uit één enkel ei dat gedurende ruim een maand en door beide ouders bij toerbeurt wordt bebroed. Voor het jong worden visjes aangevoerd van zee (een per keer), opnieuw door beide ouders. Na ongeveer 3 weken, wanneer het jong nog volledig met dons overdekt en nog maar half zo klein is als een oude vogel, lokken de ouders het kuiken mee naar zee. Het mannetje zwemt weg met het jong en steekt de Noordzee over. Het vrouwtje neemt verder geen deel meer aan de opvoeding en blijft achter in het broedgebied. Onderwerp van deze voordracht was de vraag: "Wat beweegt Zeekoeten om met hun kuiken de Noordzee over te zwemmen?". Hiertoe is een samenvatting gepresenteerd van de broedbiologie van Zeekoeten en zijn nieuwe, op zee verzamelde gegevens gebruikt om een verklaring te zoeken voor deze jaarlijkse armada van kuikens.

Twee belangrijke factoren spelen een rol in alle stadia van het opgroeien, zowel op de kolonie als later op zee: het risico van predatie en de (on-)mogelijkheden van voldoende aanvoer van voedsel voor het jong (provisie). Op de kolonie leidt de snel toenemende voedselbehoefte van het jong tot een steeds frequentere afwezigheid van beide ouders (voedselvluchten), vooral in jaren wanneer het voedsel niet dichtbij de kolonie te halen is. De kuikens op de klippenlopen bij afwezigheid van de ouders een groot gevaar om aan Slechtvalken, meeuwen of kraaien ten prooi te vallen. Nog afgezien van dit toenemende predatierisico zijn de ouders al snel niet eens meer in staat om voldoende voedsel aan te vliegen; de groeicurve van het kuiken buigt af na ongeveer 2,5 week. Wat er vervolgens op zee plaatsvindt, is lang een mysterie geweest omdat weinig onderzoekers de moeite namen de vogels daar te volgen. Toch is het uiteindelijke 'broedsucces' (het aantal vliegvlugge jongen) daarmee onbekend. Het jong krijgt pas op een leeftijd van 50-70 dagen een volledig verenpak en wordt al die tijd door een oudere vogel begeleid. Recente waarnemingen op zee hebben een tipje van de sluier opgelicht. Een overzicht is gegeven van de voedselbeschikbaarheid, het foerageergedrag en de predatierisico's waarmee vader en kuiken op weg naar 'de overkant' worden geconfronteerd.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 73.3 2000
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster