Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

VLEK R (2007) In memoriam Hendrik Johannes Slijper. LIMOSA 80 (3): 123-124.

Op 3 november 2007 is in het Rosa Spierhuis te Laren Henk Slijper overleden. Hij is bijna 86 jaar oud geworden. Slijper is in onze kring natuurlijk vooral bekend als illustrator van omslagen en artikelen van vogeltijdschriften zoals Het Vogeljaar, De Lepelaar en Vogels, en van diverse vogelboeken enwandplaten. Henk Slijperwas echter ook veldornitholoog, valkenier en roofvogelbeschermer, tekenleraar en kunstschilder. In al deze hoedanigheden heeft hij bijzonder en hoogstaandwerk geleverd.
      Driemaanden na zijn geboorte op 3 januari 1922 verhuisde de familie Slijper van hun woonplaats in hartje Amsterdam naar Heemstede. In die vogelrijke omgeving ontlook rond zijn 10e jaar Henk's belangstelling voor de natuur. Vooral roofvogels hadden vanmeet af aan zijn grote interesse. Zomaakte hij nog op de lagere school een omslagontwerp voor een boek 'Roofvogels door H.J. Slijper'. Zijn vader, die een verdienstelijk schilder was, nam hem mee op wandelingen door de duinen. Al spoedig sloot Henk zich aan bij de Haarlemse afdeling van de NJN, waar 'het vogelkader' toen bestond uit onder meer Gerrit Bos, Theo Belterman, Jules Philippona, Wim Resoort en Hans Veldkamp.
      Na zijn schooltijd op de Mulo afgerond te hebben met negens voor tekenen en Nederlands volgde Slijper eerst een Opleiding voor Tekenleraar in Amsterdam, en vanaf 1942 de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Als onderdeel van zijn opleiding bestudeerde hij tijdens de oorlog de oude 17e eeuwse vogelschilders uit de collectie van het Rijksmuseum. Na de oorlog trouwde hij enmoest er brood op de plank komen. De eerste baantjes waren in de bloembollenteelt en bestonden uit het afbeelden van plantenziekten, het illustreren van tuinbouwgidsen en catalogi van bloembollenfirma's. Deze leerschool is terug te zien in de nauwgezette afbeeldingen van planten in de achtergronden van zijn latere vogelplaten. Daarnaast gaf hij privé tekenlessen. Al in 1951 mondde dit uit in een cursusboek 'Het tekenen van vogels' (uitgegeven door Arti Alkmaar, besproken in Ardea en Limosa). In 1954 kreeg hij een vaste baan als tekenleraar aan deGooiseAcademie voor Beeldende Kunsten te Laren.
      In ornithologische kringen had hij toen al zijn naamgevestigdmet een reeks van artikelen en kortemededelingen in Ardea en Limosa. Diverse van zijn bijdragenmuntten uit door nauwgezette waarneming (bijvoorbeeld van de allereerste Geelpootmeeuwen in Nederland, winter 1941) en oog voor bijzondere fenomenen, zoals de kruisbekkeninvasie van 1943, inmaanlicht jagende Boomvalken, het overzomeren van Grote Zee-eenden, Korhoenders in het Gooi, en een broedgeval van Boomvalken tegenover zijn woning aan de Keizersgracht in Amsterdam.
      Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig maakte hij naam als vogelillustrator, allereerst met zes wandplaten voor het onderwijs (uitgave Thieme 1956, 1964). Vanaf 1958 verschenen zijn vogeltekeningen op de omslagen van Het Vogeljaar en bij artikelen daarin over roofvogelbescherming. Voor Het Vogeljaar verzorgde hij 33 voorplaten, de laatste in 1974. Ook voorzag hij verscheidene natuur- en vogelboeken van illustraties. Soms maakten zijn vogelafbeeldingen een wat stijve indruk, vermoedelijk doordat hij opgezette modellen of stilzittende valkeniersvogels tekende. Maar de felle blik die hij in de ogen van zijn roofvogels wist te leggen en de romantische landschappen maakten deze afbeeldingen tot de fraaiste Nederlandse vogelschilderingen sedert die van Keulemans en Koekkoek.
      Slijpers interesse voor de valkerij ontstond doordat hij betrokken was geraakt bij het revalideren en uitwennen van Torenvalken, en door contacten daarover met valkenier Dijkstra. Begin jaren vijftig werd Slijper zelf valkenier. Zijn eerste Havik 'Primo' verspeelde hij bij oefenjachtvluchten in het Amsterdamse Bos. In 1959 stelde hij een onderzoek in naar de onrustbarende achteruitgang van de Havik in Nederland. Hij registreerde nog maar 80 paren in zeven provincies (Het Vogeljaar, juni 1963).
      Van 1965 tot eind jaren'70was Slijper ornithologisch secretaris van het Valkeniersverbond Adriaan Mollen. In hun jaarboek schreef hij overzichten over de (overigens beperkte) resultaten van de jacht met Havik en Slechtvalk. In vogelbeschermingskringen gingen juist in die jaren steeds meer stemmen op tegen de samenwerking met jagers en valkeniers. Slijper verdedigde de valkerij maar sprak zich fel uit tegen de misstanden (Het Vogeljaar 1973(3) en 1974(5), De Lepelaar 45 en 46). Daarbij wees hij op de rol van valkeniers bij revalidatie van roofvogels en het opnieuw uitwennen van slachtoffers van illegale dierenhandel en vogeltransporten. Zo revalideerde hij in 1971 een als Amazonepapegaai groen geverfde Lannervalk 'Daphne'uit een vogeltransport op Schiphol, een vogel die hij verschillende malen heeft afgebeeld (Verkerke-poster 1973; Slijper 1993). In 1974 werd hij voor zijn inzet op het gebied van roofvogelbescherming onderscheiden met een'Gouden Lepelaar'.
      Na diverse conferenties over roofvogelbescherming had Slijper de opdracht gekregen de illustraties te verzorgen voor een boek over Europese roofvogels.Wegens hoge kosten raakte dit project op de lange baan, maar uiteindelijk werd besloten de 51 door Slijper vervaardigde platen uit te brengen bij een artikelenserie voor het blad van Vogelbescherming, De Lepelaar. Vanaf 1976 verscheen dit ledenblad in een groter formaat in kleur, waarin de artikelenserie over roofvogels en uilen van prof. Voous met de platen van Slijper een prominent onderdeel vormde. De serie werd na behandeling van 38 Europese dagroofvogels en 13 soorten uilen eind 1984 afgesloten. Daarna continueerden Voous en Slijper hun samenwerking met een serie over Europese moerasvogels, waarvoor Slijper nog eens 19 platen leverde. Beide artikelenreeksen verschenen later in boekvorm( Voous & Slijper 1986, Voous 1992).
      Na zijn vervroegde pensionering in 1979 werd Slijper in april 1981 getroffen door een hersenbloeding, waardoor hij een gedeeltelijke verlamming opliep. Desondanks wist hij zijn creativiteit in zijn kunst te behouden en nog op een hoger niveau te tillen,met landschapsschilderingen en stillevens. Tot in zijn laatste levensjaren schilderde hij in zijn atelier tegenover zijn kamer in het Rosa Spierhuis. Tenminste 18 exposities, waaronder vier internationale, werden vanaf 1950 aan zijn werk gewijd, de laatste nog vorig jaar in Doorn.
      Terugkijkend staat Slijper als vogeltekenaar en -schilder in de romantische traditie van de volksopvoeders, die een groot publiek de schoonheid van vogels in hun landschappen heeft bijgebracht. Zo heeft hij meerdere generaties jonge vogelaars geïnspireerd om zelf vogels te gaan waarnemen en onderzoeken. Als vogelbeschermer heeft hij belangrijk bijgedragen aan de bescherming van roofvogels, in een tijd dat deze nog sterk bedreigd waren. Met zijn werk heeft hij daarnaast een niet onaanzienlijke bijdrage geleverd aan de ledengroei van Vogelbescherming, waardoor deze vereniging landelijk een sterkere vuist kan maken. Als kunstenaar laat hij een oeuvre na dat blijvend indruk zal maken. De Nederlandse vogelwereld is Henk Slijper dus heel veel dank verschuldigd.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 80.3 2007
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster