Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

GASTEREN H VAN (2008) Breken trekvogels het snelheidsrecord van stootduikende Slechtvalken?. LIMOSA 81 (2): 68-70.

De hoogte waarop de meeste vogeltrek plaatsvindt hangt vooral af van de wind. Vogels kiezen vlieghoogtes waar ze het meeste profijt van meewind hebben. Andere effecten zoals temperatuur en waterhuishouding spelen hierbij een duidelijk ondergeschikte rol (Liechti et al. 2000). Vogeltrek beperkt zich in NW-Europa meestal tot 4 km hoogte. De wind bereikt in deze luchtlagen gemakkelijk de eigen snelheid van vogels (10-15 m/s) en heeft daarmee een grote invloed op de maximale afstand van een trekvlucht. Er zijn zelfs aanwijzingen dat trekkende Rosse Grutto's Limosa lapponica hun voorjaarstrek van West-Afrika naar de Waddenzee zonder rugwind niet zouden kunnen voltooien (Piersma & Jukema 1990). Zowel uit theoretische modellen die de vlieghoogte van vogels voorspellen (Liechti & Bruderer 1998), als uit modellen die de trekintensiteit voorspellen (Erni et al. 2002, van Belle et al. 2007) blijkt dat vogels hun trekvlucht onderbreken wanneer de meewindsnelheid hun eigen snelheid overschrijdt. Als de wind te hard in de rug waait zijn vogels dus geneigd hun trekvlucht af te breken; ze dreigen dan over de kop tewaaien. Uitgaande van zulke omstandigheden zouden vogels een grondsnelheid (de snelheid ten opzichte van de grond) kunnen halen vanmaximaal 20-30 m/s, ofwel 72-98 km per uur.
      Het meten van de snelheid van vliegende vogels is niet eenvoudig als je geen gespecialiseerde radar en software tot je beschikking hebt. Zo heeft het lang geduurd voordat er betrouwbare metingen werden gepubliceerd van de stootduik van valken, de echte snelheidsduivels onder de vogels. Hoewel op het internet zeer spectaculaire snelhedenworden genoemd, komen echte metingen van stootduiken uit op 52-58m/s voor Giervalken Falco rusticolus (Tucker et al. 1998), terwijl snelheden van Slechtvalken Falco peregrinus gemeten met radar tussen de 39 en 41 m/s uitkomen (Alerstam 1987). Wanneer Slechtvalken van grote hoogte naar beneden duiken kunnen de snelheden oplopen tot 40-70 m/s (Tucker et al. 2000). Het gaat hierbij echter om vogels die gebruik makend van de zwaartekracht bijna verticale stootduiken maken. Over gemeten snelheden van vogels diemet grote snelheid in horizontale richting door het luchtruim suizen zijn echter maar weinig publicaties voorhanden. Alleen de Zwitserse Vogelwarte Sempach heeft met radaronderzoek in de Negev-woestijn van Israël vogeltrekwaargenomen onder bijzondere omstandigheden. Trekvogels maakten hier gebruik van nachtelijke windmaxima (op 5000-9000 m boven zeeniveau) en haalden daarbij snelheden tot 52 m/s (Liechti & Schaller 1999). Aan de hand van door de radar gemeten vleugelslagpatronen werden deze snelheidsduivels geïdentificeerd als kleinere reigerachtigen, zoals Ralreiger Ardeola ralloides, Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, Kwak Nycticorax nycticorax en mogelijk Lepelaar Platalea leucorodia en Zwarte Ibis Plegadis falcinellus.
      Ook inWest-Europa wordtmet behulp van radar vogeltrek bestudeerd.De Koninklijke Luchtmacht (KLu) en de Belgische Luchtmacht meten met radar de vogeltrekactiviteit ter preventie van aanvaringen tussen vliegtuigen en vogels. Aan de hand van dagelijks uitgegeven waarschuwingen kunnen de vliegers gebieden met verhoogde vogeltrekactiviteit vermijden. Op de website www.notams.jcs.mil/common/ birdtam.htmlwordt de actuele situatie gegeven. Vogels kunnen met behulp van daartoe ontwikkelde software (ROBIN; Buurma 1995) worden onderscheiden van andere radarsignalen. Daarbij worden ook nauwkeurig de vliegrichting en snelheid van de gedetecteerde vogels geregistreerd. Elk punt in het linkerdeel van figuur 1 vertegenwoordigt een radarspoor (track) van een vogel. Duidelijk is te zien dat de vogeltrek hier uitsluitend NO tot O is gericht. De snelheid varieert van 20 tot 40 m/s (72-144 km/u). Dit soort hoge snelheden komen zo nu en dan voor wanneer de wind op grotere hoogte gunstig is.
      Eind februari 2008 deden uitzonderlijke weersomstandigheden trekvogels besluiten om in groten getale het luchtruim kiezen. Nadat er in de nacht al veel vogeltrek had plaatsgevonden, begonnen in de ochtend van 26 februari grote aantallen trekvogels in Zuid-Nederland en Oost-België opnieuw te trekken onder invloed van een storm uit het zuidwesten. De vogeldichtheid liep op tot een intensiteit van 7 op de door de KLu gebruikte logaritmische vogeltrekschaal van 1 tot 8. Er was dus sprake van hevige vogeltrek. Hoewel demeeste vogels tot ca. 2 kmhoogte vlogen, waren de hoogste vogels zichtbaar tot 3 km en trokken ze bijna allemaal in groepen. Tussen 2 en 3 km hoogte vlogen de vogels zeer snel in NO richting (rechter afbeelding in figuur 1). De snelheid die het vogeltreksysteemROBIN kan registreren is begrensd op maximaal 50 m/s. Vergeleken met het patroon in de linker afbeelding is duidelijk te zien dat een deel van de vogeltracks buiten de grafiek valt en zich sneller verplaatste dan deze limiet. De grootste snelheid is niet te achterhalen, maar bedroeg zeker 55 m/s en daarmee vlogen de vogels bijna 200 km per uur!
      Het weermodel van het European Centre for Medium- Range Weather Forecasts (http://www.ecmwf.int/) gaf op bijna 3 km hoogte een wind aan in de richting 65 graden (ONO) met een snelheid van 27 m/s (windkracht 10). Als we de windvector van de vogelvector aftrekken, dan bedroeg de eigen snelheid van de vogels gemiddeld 16 m/s (ongeveer 60 km per uur). Dit zijn kenmerkende eigen snelheden voor eenden en enkele grotere steltlopers (Bruderer & Boldt 2001), maar gezien de spreiding in de snelheid zijn andere soortgroepen niet uit te sluiten.
      Het mag duidelijk zijn dat de situatie van 26 februari 2008 uitzonderlijk was, zowel vanwege de grote aantallen als de hoge snelheid vanminimaal 55m/s waarmee de vogels naar NO vlogen. Als echte 'marathonlopers' konden de trekkende vogels de snelheidsrecords van een 'supersprinter' als de Slechtvalk niet breken. Dat blijft dus voorlopig de snelste vogel op aarde. Door optimaal gebruik te maken van de sterke rugwind konden de trekkers het snelheidsrecord wel benaderen. Waarom de vogels bij zo'n harde rugwind toch zijn blijven trekken blijft gissen. Gedurende de vele jaren die het ROBIN systeem draait zijn zulke uitzonderlijke waarnemingen nooit eerder gedaan. In het voorjaar komen hoge snelheden wel vaker voor wanneer trekvogels vanuit Engeland de oversteek naar Nederlandmaken. Onder invloed van rugwind worden boven zee elk jaar grondsnelheden tot ca. 150 km per uur geconstateerd. De vogels kunnen dan uiteraard niet landen en moeten doorvliegen. Ten noorden van de Waddeneilanden vliegen de vogels over een afstand van ca. 200 km(het bereik van de radar) door. Ditmoeten wel sterke vliegers zijn. Jammer dat we met de gebruikte radar niet kunnen bepalen om welke soorten het ging en op basis van de eigen snelheid niet verder komen dan eendachtigen of grote steltlopers. Met de snelle ontwikkelingen in de radarornithologie zal dat over niet al te lange termijn misschien wel kunnen.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 81.2 2008
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster